Meten en interpreteren Flashcards
Nominale schaal
Heeft een discrete variable. Kwalitatieve en kwantitatieve variabelen. Bv. Haarkleuren, landen of bloedgroepen
Ordinale schaal
Ordering. Bv. Vies, beetje lekker, lekker en heerlijk.
Interval schaal
Rangschikking. Verschil tussen waardes heeft betekenis. Even grote stappen. Bv. Temperatuur
Ratio schaal
Kwantitatief. Verschil tussen waardes heeft betekenis. Absoluut nulpunt
Toevallige fouten
Oncontroleerbare of onbekende fouten. Laat even vaak positieve als negatieve afwijking zien,
Systematische fouten
Meetwaarden vallen te hoog of te laag uit. Door fout van ijken meetapparatuur of foute handelingen.
Parallaxfouten
Fouten door de kijkrichting bij het aflezen van een meetinstrument niet loodrecht staat op de schaalverdeling
Standaardafwijking/ standaarddeviatie
De afwijkingen.
Toevallige fouten vergekleinen
Verschillende metingen uitvoeren
Absolute fout
De grootst mogelijke afwijking tussen de gemeten waarde en de werkelijke waarde. a - AF < A < a + AF. A = werkelijke waarde, a=gemeten waarde en AF = de absolute fout
Relatieve fout
RF = AF / a