medicatie Flashcards
calciumantagonisten
3 veel gebruikte zijn:
- verapamil: vaatverwijding, negatieve inotropie en negatieve chronotropine (mag dus niet gegeven worden met beta blokkers)
- diltiazem: zelfde effect als verapamil
- nifedipine, amlodipine: alleen vaatverwijdend
Door calciumantagonisten wordt de CCB-receptor geblokkeerd, waardoor er minder calcium de cel in kan gaan en vasodilatatie plaatsvindt. Vasodilatatie zorgt voor bloeddrukdaling door afname van de perifere vaatweerstand.
Bijwerkingen: enkeloedeem
ACE remmers (RAAS)
Ze remmen de afgifte van ACE wat Ang1 omzet naar Ang2. Ook zet het bradykinine om naar een inactief fragment.
Bijwerkingen: droge hoest
DRI’s (RAAS)
Remmen renine
ARB’s (RAAS)
Blokkeren de AT1
Lisdiuretica
Werken op het opstijgende deel van de lis van Henle. Het zorgt ervoor dat daar de NKC transporter niet goed meer werkt.
Ze hebben een korte werkingstijd waardoor het vooral op patiënten met oedeem wordt gebruikt en nauwelijks voor chronische hypertensie.
Vaak bij patiënten met ernstige nierinsufficientie.
Bijwerkingen: hyponatriemie/ jicht
Thiazide diuretica
Deze worden vooral gebruikt bij hypertensie omdat ze lang en langzaam werken. Het verminderd de activiteit van de natrium-chloor transporter in de distale tubulus.
Bijwerkingen: natrium verlies (hyponatriemie)/ jicht
Kaliumsparende diuretica
Werken op de verzamelbuis waar het zorgt voor een verminderde activiteit van de natrium kalium transporter. Deze worden alleen in combinatie met andere middelen gegeven.
Bijwerkingen: hyponatriemie/ jicht
Bètablokkers
Selectieve B-blokkers blokkeren alleen B1-receptor en non-selectieve B-blokkers blokkeren 1 en 2.
Ze werken door afname van het HMV, afname van de renine-productie en remming van de sympathicustonus.
Worden gegeven aan hartpatiënten.
Bijwerkingen: koude acra, bradycardie, moe/down gevoel, impotentie en bronchoconstrictie.