claudicatio intermittens en DVT Flashcards
Wat is claudicatio intermittens?
mismatch zuurstof vraag en aanboed, er wordt melkzuur geproduceerd bij minimale inspanning
wat zijn de risicofactoren van claudicatio intermittens?
familiair roken man diabetes leeftijd verhoogd cholesterol hypertensie
wat zijn de klachten bij claudicatio intermittens?
pijn in spieren bil, kuit, dijbeen
na inspanning
wordt minder in rust
bij kritieke ischemie ook rustpijn/ wonden
aanvullend onderzoek claudicatio intermittens
Enkel/arm index (EAI): <0,9 is bewijzend voor artherosclerose duplex CT angiografie (CTA) MT angiografie (MRA) conventionele angiografie
invasieve therapie claudicatio intermittens
percutante transluminale angioplastiek (PTA). eventueel met stentplaatsing ‘dotteren’
endarteriectomie/deobstructie. vernauwing wordt uit geopend vat geschraapt
bypass chirurgie: kunsstof, veneus
diep veneuze trombose klachten
dik, rood, glanzend, pijnlijk been
diep veneuze trombose risicofactoren
Stase
o Immorbiliteit
o Veneuze obstructie door zwangerschap, tumor of obesitas
o Vliegreis
Vaatwandbeschadiging
o Trauma
o Operatie
o Infuus
Veranderde samenstelling van het bloed o Kanker o Zwangerschap o Oestrogeen gebruik o Thrombofilie
trombose betekenis
pathologische vorming van een bloedstolsel in een bloedvat, waardoor het geheel of gedeeltelijk wordt afgesloten.
DVT: proximaal trombosebeen en longembolie
waaruit bestaat een stolsel?
+trombofiele factoren
Een stolsel in een vene bestaat vooral uit fibrinedraden. De secundaire hemostase is verantwoordelijk voor de vorming van fibrinedraden. Factoren die ervoor zorgen dat je makkelijker deze draden maakt: (erfelijke) trombofiele factoren:
- Antitrombine deficiëntie (remming op de vorming van fibrine werkt niet meer goed)
- Proteine C deficiëntie ( remmen factor 8a en 5a. nu is er geen remming)
- Proteine S deficiëntie (remmen factor 8a en 5a. nu is er geen remming)
- Factor 5 Leiden mutatie (er is geen remming)
- Protomine-gen variant (zorgt ervoor dat je meer trombin>e hebt)
diagnostiek DVT
- klinische risicoscore
- D-dimeer gehalte in het bloed. het is een afbraakproduct van fibrine. fibrine vorming is verhoogd bij trombose en het d-dimeer gehalte dus ook. Bij een laag gehalte is kans op een stolsel heel klein
- echografie CUS (compressie ultrasonografie). Als je het vat niet dicht kan drukken zit er een stolsel.
klinische risicofactoren tabel: >2 -> echo < 2 -> D-dimeer \+ -> echo - -> geen stolsel