medicatie Flashcards

1
Q

wat is medicatie?

A

medicatie is een enkelvoudige of samengestelde substantie, bestemd om aan mens of dier toe te dienen, om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen of om een medische diagnose te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bestrijd de oorzaak en zorgt voor genezing of stabilisatie

A

curatieve werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

curatieve werking

A

bestrijd de oorzaak en zorgt voor genezing of stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

preventieve werking

A

het probeert een aandoening te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het probeert een aandoening te voorkomen

A

preventieve werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

symptomatische werking

A

klachten van aandoening bestrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klachten van aandoening bestrijden

A

symptomatische werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het vult een tekort op

A

substitutiewerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

substitutiewerking

A

het vult een tekort op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

placebowerking

A

deze bevatten geen werkzame stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

deze bevatten geen werkzame stof

A

placebowerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

diagnostische werking

A

word gebruikt om een diagnose te stelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

word gebruikt om een diagnose te stelen

A

diagnostische werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorsprong

A

dierlijk
natuurlijk
chemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

farmaceutische specialiteit

A

medicatie gemaakt in een farmaceutisch bedrijf met een vaste samenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

generische geneesmiddelen

A

medicatie gemaakt op basis van farmaceutische specialiteit

17
Q

wat betekent “een patent krijgen”?

A

een alleen macht voor de productie of bescherming tegen namaak

18
Q

referentiegeneesmiddelen

A

een voorbeeldgeneesmiddel waarop het generische gebaseerd is

19
Q

magistrale bereidingen

A

het bereiden van medicatie in de apotheek, dus niet het verstrekken van verpakte medicijnen gekocht bij de fabrikant, maar het ouderwetse handwerk

20
Q

een belangrijke vorm van magistraal bereiden

A

is die waarbij middelen niet verkrijgbaar zijn in een vorm, waarin ze aan de patiënt kunnen worden toegediend

21
Q

farmacopee

A

een apothekershandboek dat wettelijk vastgestelde voorschriften bevat

22
Q

categorie A

A

geneesmiddelen die levensnoodzakelijk zijn.

100% terugbetaald

23
Q

categorie B

A

geneesmiddelen die niet levensnoodzakelijk zijn maar toch nodig zijn voor het herstel
Bv. antibiotica
85% terugbetaald

24
Q

categorie C

A

nuttige geneesmiddelen
Bv. oogheelkunde middelen
50% terugbetaalt

25
categorie D
niet terugbetaalt
26
cutaan (lokaal)
``` huid: -rechtstreeks op de huid -werkzame stof met een onwerkzame stof nadeel: kans op sensibilisatie ```
27
oculair (lokaal)
ogen: - oogdruppels - speciale eisen: PH waarde, osmotische waarde, steriliteit en houdbaarheid - niet te veel van het lichaamstemperatuur afwijken
28
oraal (lokaal)
mond - antiseptica - gel - astma
29
nasaal (lokaal)
neus: - neusspray is beter dan neusdruppens (groter oppervlak) - bestemd voor 1 persoon en niet langer dan een maand houdbaar
30
vaginaal (lokaal)
vagina: - antimicrobiële - anticonceptiva - in de vorm van crème
31
enteraal (systemisch)
maag-darmstelsel
32
oraal (enteraal)
mond: | het medicijn slikt men in in de mond. Maar de resorptie begint in de dunne darm naar de bloedbaan
33
sublinguaal (enteraal)
onder de tong: het slijmvlies onder de tong neemt actieve stoffen op en komen zo in de bloedbaan voordeel: omzeilen van de leverpassage
34
rectaal (enteraal)
via de dikke darm of aars: in het laatste deel van de dikke darm ingebracht 3 rectale toedieningen: zetpil, microklysma, klysma waarom: -slikprobleem -zekerheid van opnemen -braak
35
transcutaan (enteraal)
via de huid naar het bloed: pleisters of zalf Bv. nicotine pleister
36
parentaal
niet via het maag-darmstelsel
37
subcutaan (parentaal)
injectiespuit onder de huid
38
intramusculair (parentaal)
rechtstreeks met een spuit in de spier
39
intraveneus (parentaal)
injectiespuit in de ader