beenderstelsel Flashcards

1
Q

De functies van het skelet

A
  1. ondersteuning: biedt ondersteuning voor het gehele lichaam
  2. opslag: energiereserves worden opgeslagen in de vorm van vetten in delen die met het geel beenmerg zijn gevuld
  3. vorming bloedcellen: rode en witte bloedcellen en andere delen van het bloed worden in het rode bloedmerg gevormd
  4. bescherming: zachte weefsels en organen zijn vaak omgeven door onderdelen van het skelet
  5. hefboomwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

centrale schacht

A

diafyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

beenmerg

A

ee vorm van los bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vederbrede gedeelte aan het uiteinde van een bot

A

epifyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 typen beenweefsel

A

compact beenweefsel

spongiues beenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

periost

A

buitenste beenvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bovenarmbeen

A

humerus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 functies van periost

A
  1. isoleert het bot van aangrenzende weefsels
  2. biedt plaats aan de verbinding met bloedvaten en zenuwen
  3. speelt een rol bij de herstelling van beenderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

endost

A

is beenvlies aan de zijde van de mergholte. het endost is actief tijdens de bot groei en bij herstel of romoldellering. En een overgang tussen het compact beenweefsel en spongiuegs beenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

compact beenweesel (macroscopisch)

A

ligging: op plaatsen waar de belasting uit een beperk aantal richtingen komt
functie: de beenderen zijn opgebouwd da ze krachten uit1 bepaalde richting kunnen weerstaan.
bij een kleine kracht langs de zijkant zal het wel breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spongieus beenweefsel (macroscopisch)

A

ligging: plaatsen waar beenderen niet zwaar belast worden, of waar krachten uit uiteenlopende richtingen komen
functie: voorkomen dat het skelet niet te zwaar word. stevigheid aan de cellen van het rode bloedmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volwasse botcellen

A

osteocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

botcellen voor afbraak

A

osteoclasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

botcellen voor opbouw

A

osteoblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

osteon

A

de basale functionele eenheid van compact beenweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

centraal kanaal

A

bevat een of meer bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verbindingskanalen

A

bieden doorgang, hier lopen bloedvaten doorheen die de centrale kanalen met die van het periost en de megholte verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

compact beenweefsel (microscopisch)

A

de belasting komt uit een beperkt aantal richtingen. Doordat osteonen evenwijdig liggen aan de lange as van de diafyse, buigt een bot van de ledenmaten niet wanneer op één van beide uiteinden een kracht wordt uitgeoefend. Het bot breekt als de kracht uit een andere hoek word uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

spongieus beenweefsel (microscopisch)

A

wordt aangetroffen op plaatsen waar beenderen niet zwaar belast worden of waar de krachten uit uiteenlopende richtingen afkomstig zijn.
voorkomen dat het skelet te zwaar word en kunnen de beenderen gemakkelijker door de spieren worden bewogen. bied bescherming aan het rode beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lange beenderen

A

lengte>breette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

korte beenderen

A

lengte=breette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

platte beenderen

A

dun & breet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

onregelmatige beenderen

A

andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verbening

A

het proces waarbij andere weefseltypen door beenweefsel worden vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
intramembraneuze verbening
ontstaat beenweefsel binnen vliezen van bindweefsel
26
enchondrale verbening
word bestaand kraakbeen door beenweefsel vervangen
27
2 soorten verbening
enchondrale verbening | intramembraneuze verbening
28
stap 1 van enchondrale verbening
kraakbeencellen groeien en sterven af terwijl de matrix verkalkt
29
calcificatie
wanneer kraakbeencellen in het kraakbeenmodel zich vergoten en in de omringende matrix kalk wordt afgezet
30
stap 2 van enchondrale verbening
osteoblasten bedekken de schacht van het kraakbeen met een dun laagje beenweefsel. Zo blijft de matrix groeien. Bloedvaten dringen binnen in de binnenste laag
31
stap 3 van enchondrale verbening
Spongieus beenweefsel vormt zich in het centrum bij de primaire beenkern --> gemaakt door osteoblasten. Bloedvaten dringen binnen.
32
stap 4 van enchondrale verbening
osteclasten beginnen een deel van het spongieuze beenweefsel af en vormen de mergholte. het epifyse kraakbeen blijft groeien waardoor het bot langer word. (lopers)
33
stap 5 van enchondrale verbening
bloedvaten dringen binnen en osteoclasten vormen de secundaire beenkern.
34
appositionele groei
meer in de lengte groeien dan in de breette
35
groeihormonen zijn verantwoordelijk voor (2)
* groeispurt | * typisch vrouwelijk of mannelijk skelet
36
calcitonine
* schildklier * stimuleert de osteoblasten en remt de osteclasten af om zo calcium op te nemen uit het bloed en vast te leggen in de beenderen
37
parathyroidhormoon
* bijschildklier | * stimuleert de osteoclasten waardoor botweefsel afgebroken word
38
wat gebeurt er als we niet genoeg calcium opnemen?
we gaan geringe calciumreserves die nodig zijn voor andere functies in de botten uitputten
39
te weinig vitamine D en calcium bij ouderen/volwassenen
osteoporose
40
te weinig vitamine D en calcium bij kinderen
rachitis (de beenderen groeien in een O vorm)
41
vitamine A en C zorgen voor
normale groei en onderhoud van de beenderen
42
veel zout eten
bevordert de calciumuitscheiding
43
sterk verzurende voedingsmiddelen
verplichten het lichaam zich te herstellen door calcium uit de botten te halen
44
wat doet cafeïne?
verstoorde de calciumbalans
45
lees effect van beweging
goed zo :)
46
fractuur
botbreuk
47
stap 1 herstel
de bloedtoevoer vermindert. Na het bloedstolsel komt er een fractuurhematoom op
48
stap 2 herstel
cellen van periost en endost ondergaan mitose en de dochtercellen gaan naar de fractuurzone. hier vormen ze plaatselijke verdikkingen, respectievelijk een periostale callus en een endostale callus
49
stap 3 herstel
osteoblasten zullen ervoor zorgen dat op deze plaatsen waar de callus gevormd is, er spongieus kraakbeenweefsel zal ontstaan
50
stap 4 herstel
het bot is geremodelleerd | er ontstaan een periostale callus
51
geremoddeleerd bot
een bot dat gebroken is en dikker is geworden
52
dijbeen
femur
53
schouderlad
scapulae
54
rib
costae
55
wervels
vertebrae
56
botmarkeringen
verhogingen of uitstulpingen en instulpingen en openingen aan het bot
57
axiaal skelet
op de middenas
58
appendiculair skelet
het skelet van de ledematen
59
functies van he axiaal skelet
* de beweging van het hoofd, hals en romp * de ademhalingsbeweging uitvoeren * elementen van het skelet van de ledematen stabiliseren of positioneren
60
de hersenschedel
cranium
61
functie cranium
omsluit de schedelholte
62
de grenzen van het os frontale
sutura coronalis | oogkassen
63
voorhoofdsbeen
os frontale
64
gaten bij de oogkassen
forame supaorbitaal
65
functie foramen supaorbitaal
hieruit komen de zenuwen en bloedvaten voor de ogen
66
sinussen
* de schedel lichter maken | * het reinigen van de neus
67
wandbeen
ossa parietali
68
pijlnaad
de naad die de linker en rechter hersenhelft verbind
69
ossa parietali grenzen
pijlnaad | sutura coronalis
70
achterhoofdsbeen
os occipitale
71
foramen magnum
de verbinding tussen het ruggenmerg
72
os occipitale grenzen
achterse en onderste deel van het cranium
73
slaapbeenderen
os temporale
74
grens os temporale
opening voor de uitwendige oorgang
75
frontanellen
plaatsen waar de schedel verbonden is met bindweefsel, doordat de hersenen te snel groeien
76
wervelkolom
columna vertebralis
77
heiligbeen
os sacrum
78
functie os sacrum
verbind het axiale skelet met die van de ledematen
79
cervicale gedeelte
7 halswervels (C1-C7)
80
thorocaal gedeelte
12 borstkaswervels (T1-T12)
81
lumbaal gedeelte
5 lendenwervels (L1-L5)
82
staartbeen
os coccygis
83
wat is het os coccygis
bestaat uit kleine coccygis dat uit vergroeide wervels bestaat
84
primaire krommingen
deze ontstaat tijdens de zwangerschap * thorocaal * sacraal
85
secundaire krommingen
ontstaat tijdens de eerste levensjaren * cervicaal: als he kind zijn hoofd opheft * lumbaal: als het kind leert stappen
86
wervelkanaal
canalis vertebrae
87
wervellichaam
corpus vertebrae
88
wervelgaten
foramen vertebrae
89
wervelboog
acrus vertebrae
90
tussenwervelschijf
discus intervertebralis
91
de 2 halswervels
atlas | axis
92
functie atlas
hierdoor kunnen we "ja" knikken
93
functie axis
rotatie, hierdoor kunnen we "neen" knikken
94
top van het os sacrum
apex
95
brede bovenste opp van het os sacrum
basis
96
sacrale kanaal
doorgang die tussen deze uitsteeksels begint en over de hele lengte van het os sarum doorloopt
97
functie os coccygis
de aanhechtingsplaats van de anale spieren
98
ware ribben
rechtstreeks vast aan het borstbeen
99
valse ribben
hangen aan de laatste ware rib
100
zwevende ribben
hangen niet vast
101
borstkas
thorax
102
3 delen van het sternum en functie
* manubrium: verbonden met de claviculae van het skelet van de ledematen * processus xiphoideus: laatste onderdeel dat verbeent en vergroeit * het deel ertussen noemt men het corpus
103
schouderbladen
scapulae
104
sleutelbeen
claviculae
105
claviculae (uitleg)
verbonden met het manubrium -> de enige directe verbinding tussen de schoudergordel en het axiale skelet
106
bot aan de duim
radius, spaakbeen
107
bot aan de pink
ulga, ellepijp
108
bekkengordel
pelvis
109
functie pelvis
verbinding tussen het axiale skelet en de onderste ledematen
110
knieschijf
patella
111
scheenbeen
tibia
112
kuitbeen
fibula
113
gewricht
plaats waar 2 botten samenhangenkomen
114
bouw van de botverbinding
* bindweefsel * kraakbeenweefsel * synoviale weefsel --> omgeven door vezelig weefsel, meer beweging
115
botverbinding: | functie
* synatrosen: onbewegelijk * anfiartrosen: beperkte beweging Bv. tibia-fibula * diatrossen: bewegelijk -> synoviaal Bv. elleboog
116
synartrosen
- vezelijk (bindweefsel) * naadverbinding Bv. sutura coronalis * spijkergewricht Bv. tanden - kraakbenigen (synchondrose) Bv. sternum
117
gewrichtskraakbeen
beschermd laagje
118
gewrichtskapsel
afsluiting van de gewrichtsholte hierin bevind zich het synoviaal vocht
119
buitenband
ligamenten
120
functie ligamenten
* stevigheid | * beenderen met elkaar verbinden
121
kruisbanden
zorgt ervoor da de botten stevig zijn tegenover elkaar en met elkaar verbinden
122
meniscus
zorgt voor een laagje tussen de botten zodat ze niet op elkaar wrijven
123
bursa
slijmbeurs, ligt onder de pattelea
124
functies bursa
* schokdemping | * wrijving verminderen
125
gewrichtsvloeistof
synoviaal vocht
126
gewrichtsholte
afgesloten holte hierrond zit het gewrichtskapsel en het synoviaal vocht
127
glijdend gewricht
licht beweging naar voor, achter en opzij Bv. clavicula en sternum
128
scharniergewricht
buigen en strekken | Bv. elleboog en kni
129
draaigewrichten
draaien rond de as | Bv. C1-C2
130
ellipsoïde gewricht
bol en hol daardoor pas dit in elkaar voor, achter en opzij Bv. pols
131
zadelgewricht
paard en ruiter voor, achter en opzij Bv. duim
132
kogelgewricht
als een bol/kogel alle kanten Bv. heup en schouder
133
reuma
algemene pijn over de spieren en botten
134
artris
reumatische aandoeningen van synoviale gewrichten
135
artrose
toenemende slijtage van de gewrichtsoppervlakken of genetische factoren
136
discus hernia
uitstulping van een discus intervertebrae die in de wervelkolom optreedt en een druk uitoefent op een zenuw
137
gevolg discus hernia
* kan de zenuwbaan verstoren waardoor een uitstulping ontstaat * pijn in de rug, bil, been of nek
138
oorzaak discus hernia
* belasting | * slechte rughygiëne
139
behandeling discus hernia
* morfine | * kinesitherapie
140
skoliose
zijwaartse kromming
141
kyfose
het thorocale gedeelte is meer gekromd
142
lordose
het lumbale gedeelte is meer gekromd