MC vragen Flashcards

1
Q

Het kader van Tamanaha (2004), zoals behandeld in het boek (Zouridis 2021) en de colleges,
is bruikbaar als analytisch hulpmiddel om verschillende rechtsstaatsbegrippen en -
benaderingen te plaatsen.
Welke benadering dwingt tot een overheid die actief verhindert dat sociaaleconomische
ongelijkheid ontstaat door klassieke vrijheden?
A. Een dik rechtsstaatbegrip zonder materiële eisen.
B. Een dik materieel rechtsstaatbegrip.
C. Een dik formeel rechtsstaatbegrip.
D. Een rechtsstaatbegrip zonder normatieve grondslag

A

B. Een dik materieel rechtsstaatbegrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In het door u bestudeerde artikel van de ‘European Commission for Democracy through Law’
(de zogeheten ‘Venice Commission’) laten de auteurs zien dat:
A. De Britse ‘rule of law’, de Duitse ‘Rechtsstaat’ en de Franse ‘Etat de droit’ sterk van
elkaar verschillen, maar gemeenschappelijk hebben dat ze de ‘formal versions’ van
Tamanaha afwijzen.
B. De Britse ‘rule of law’, de Duitse ‘Rechtsstaat’ en de Franse ‘Etat de droit’ sterk van
elkaar verschillen, maar gemeenschappelijk hebben dat ze de ‘substantive versions’
van Tamanaha afwijzen.
C. De Britse ‘rule of law’, de Duitse ‘Rechtsstaat’ en de Franse ‘Etat de droit’ alleen
tezamen een rechtsstaat opleveren.
D. De Britse ‘rule of law’, de Duitse ‘Rechtsstaat’ en de Franse ‘Etat de droit’ alleen
legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gemeen hebben

A

A. De Britse ‘rule of law’, de Duitse ‘Rechtsstaat’ en de Franse ‘Etat de droit’ sterk van
elkaar verschillen, maar gemeenschappelijk hebben dat ze de ‘formal versions’ van
Tamanaha afwijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tibor en Anneke hebben een discussie over de uitleg van legaliteit bij de ‘dunne, formele
versie’ van de rechtsstaat.
Tibor stelt dat legaliteit bij de dunne formele versie van de rechtsstaat betekent dat getoetst
moet worden aan het rechtmatigheidsbeginsel.
Anneke is het oneens met Tibor en zegt dat het niet om het rechtmatigheidsbeginsel gaat,
maar om de aanwezigheid van een wettelijke grondslag voor het bestuurlijk handelen van de
overheid.
Wie heeft gelijk?
A. Tibor heeft gelijk, Anneke heeft ongelijk.
B. Anneke heeft gelijk, Tibor heeft ongelijk.
C. Beiden hebben geen gelijk. Legaliteit in de dunne formele versie van de rechtsstaat
betekent dat overheidsoptreden begrensd kan worden en er een rechtsplicht kan
ontstaan tot overheidsoptreden.
D. Tibor en Anneke hebben allebei gelijk. Het rechtmatigheidsbeginsel stelt immers dat
het bestuurlijk handelen in een wettelijke grondslag moet zijn vastgelegd

A

B. Anneke heeft gelijk, Tibor heeft ongelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In hoofdstuk 2 van zijn boek concludeert Zouridis dat de rechtsstaat de belangrijkste bron
van welvaart, geluk en ontwikkeling is voor een samenleving. Twee verklaringen hiervoor
zijn de collectieve actie en het genereren van generiek sociaal vertrouwen. Wat is de derde
verklaring?
A. Gelijke behandeling
B. Aansluiting op maatschappelijke waarden
C. Duidelijke regels
D. Eerlijke verdeling van inkomen

A

A. Gelijke behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In oktober 2022 verscheen de nieuwe Rule of Law Index van het World Justice Project. Voor
het vijfde jaar op rij zien de auteurs een terugval van de rechtsstaat in de wereld. Zo’n 4,4
miljard mensen leven in landen waar een terugval van de rechtsstaat wordt waargenomen.
Een belangrijke oorzaak van de daling is de factor ‘Constraints on government powers’. Door
Covid hebben overheden zich wereldwijd meer macht toegeëigend en zijn meer autoritaire
overheden ontstaan.
Hoe is deze ontwikkeling het best te plaatsen in het rechtsstaatbegrip dat in het boek en in
de colleges is gehanteerd (rechtsstaat = legaliteit + rechtszekerheid + rechtsgelijkheid)?
A. In het rechtssttaatbegrip uit het boek en in de colleges wijst de opkomst van
autoritaire overheden ook op een terugval van de rechtsstaat.
B. In het rechtsstaatbegrip van het boek en de colleges wijst de opkomst van autoritaire
overheden juist op een versterking van de rechtsstaat in de wereld.
C. In het rechtsstaatbegrip van het boek en de colleges wijst de opkomst van autoritaire
overheden op nieuwe risico’s voor de rechtsstaat, maar niet per se op terugval.
D. In het rechtsstaatbegrip uit het boek en de colleges doet de opkomst van autoritaire
overheid er niet toe.

A

C. In het rechtsstaatbegrip van het boek en de colleges wijst de opkomst van autoritaire
overheden op nieuwe risico’s voor de rechtsstaat, maar niet per se op terugval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De zogeheten Kinderopvangtoeslagenaffaire, waarin ouders al dan niet ten onrechte met
een streng terugvorderingsbeleid zijn geconfronteerd, heeft in Nederland breed morele
verontwaardiging opgeroepen, omdat de rechtsstaat in het geding is. Welke theorie in de
sociaalwetenschappelijke hoofdkleur verklaart deze verontwaardiging over de affaire het
best?
A. De structuratietheorie van Giddens.
B. De rechtsbewustzijntheorie van Ewick en Silbey.
C. De (cultureel-)psychologische theorie van Haidt.
D. De sociale netwerktheorie van Granovetter

A

C. De (cultureel-)psychologische theorie van Haidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 4 juni 2014 een
zogeheten beginselplicht tot handhaving uitgesproken. Deze handhavingsplicht is een
uitdrukking van:
A. Legaliteit.
B. Legitimiteit.
C. Adversair legalisme (‘adversarial legalism’).
D. Legitimerende rechtvaardigheid

A

A. Legaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ontstaat een rechtsstaat, bezien vanuit het sociaalwetenschappelijk perspectief?
A. Door structuren en systemen vanuit verschillende bestuurlijke instituties.
B. Door vastlegging van recht en kernbeginselen van de rechtsstaat in de rechtsorde op
zowel het macro- als microniveau.
C. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via structuren
en systemen gereproduceerd worden.
D. Door de normen en waarden en het gedrag in de samenleving te onderzoeken in
relatie tot de rechtsorde.

A

C. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via structuren
en systemen gereproduceerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk begrip hoort op de plaats van de puntjes in de volgende stelling?
‘In de sociaalwetenschappelijke hoofdkleur verschijnt de rechtsstaat als …’.
A. ‘de combinatie van de rechtsbeginselen legaliteit, rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid’.
B. ‘een objectieve overheid die op basis van algemene maatstaven werkt’.
C. ‘een domeinconflict tussen verschillende rationaliteiten’
D. ‘een normatieve institutionele orde met als kenmerken ‘generality, ‘autonomy’ en
‘equality

A

D. ‘een normatieve institutionele orde met als kenmerken ‘generality, ‘autonomy’ en
‘equality

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De bureaucratie zoals Weber deze omschreef is een rechtsstatelijk organisatieprincipe,
omdat:
A. De overheid daadwerkelijk over voldoende macht moet beschikken om het recht tot
gelding te brengen.
B. De bureaucratie van Weber bevoegdheden gebruikt om eigendom te beschermen en
de naleving van contracten afdwingt.
C. De bureaucratie van Weber bij uitstek het organisatieprincipe is dat langs de lijnen van
legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid werkt.
D. Bestuurlijke instituties die maatschappelijk vertrouwen waarborgen dat alleen kunnen
doen als op bestuurlijke instituties zelf kan worden vertrouwd.

A

C. De bureaucratie van Weber bij uitstek het organisatieprincipe is dat langs de lijnen van
legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke van de volgende stellingen wordt bevestigd door het empirisch onderzoek dat
Zouridis beschrijft in hoofdstuk 2 (‘de superieure rechtsstaat’) van het boek?
A. Omdat de rechtsstaat rechtvaardigheid stimuleert, zijn mensen in rechtsstaten
gelukkiger dan mensen die niet in een rechtsstaat wonen.
B. Omdat de rechtsstaat ook een democratie creëert, worden politieke conflicten in een
rechtsstaat op een meer legitieme wijze beslecht.
C. Omdat de rechtsstaat vrijheid stimuleert, trekken rechtsstaten ‘high tech’-bedrijven
aan die voor economische groei zorgen.
D. Omdat de rechtsstaat betrouwbaar bestuur stimuleert, neemt het sociaal
vertrouwen in het algemeen toe

A

D. Omdat de rechtsstaat betrouwbaar bestuur stimuleert, neemt het sociaal
vertrouwen in het algemeen toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lees de zin hieronder:
‘De rechtsorde is geen papieren geheel van regels, principes en juridische instituties, maar
een reële orde in de zin dat er een patroon is waarlangs het maatschappelijk verkeer verloopt
en waarnaar mensen zich gedragen.’
Deze zin past het beste bij:
A. De structuratietheorie van Giddens.
B. De ‘substantive versions’ van Tamanaha.
C. De politieke rationaliteit van Snellen.
D. Het modificerend recht van Koopmans

A

A. De structuratietheorie van Giddens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In het door u bestudeerde rapport waarin de Afdeling bestuursrechtspraak reflecteert op
kinderopvangtoeslagzaken valt te lezen:
‘De bestuursrechters van de Afdeling bestuursrechtspraak moeten kritischer zijn op de
juistheid en compleetheid van de informatie van het overheidsorgaan. Als de verhouding
tussen procespartijen onevenwichtig is, zoals in kinderopvangtoeslagzaken, dan moet de
bestuursrechter de burger de helpende hand bieden, onder meer door actief onderzoek te
doen naar de relevante feiten.’
Welke rechtsstaatbenadering gaat schuil achter deze woorden van de Afdeling
bestuursrechtspraak?
A. De machtenscheidingsdoctrine zoals Vile deze heeft beschreven.
B. De rechtsstaat als combinatie van legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid zoals
deze in het boek van Zouridis wordt omschreven.
C. De wederkerige rechtsstaatopvatting van de Maatschappelijke commissie ‘Uitdragen
kernwaarden van de rechtsstaat’.
D. Een ‘dikke’, ‘materiële’ (‘substantive’) opvatting in het kader van Tamanaha

A

D. Een ‘dikke’, ‘materiële’ (‘substantive’) opvatting in het kader van Tamanaha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zoals u duidelijk is geworden bij het lezen van het boek en tijdens de colleges, is de
rechtsstaat niet zozeer een juridisch begrip, maar een theoretisch concept. Wat is vanuit het
rechtsstaatbegrip van John Locke het tegenovergestelde van een rechtsstaat?
A. Een verzorgingsstaat.
B. Een onrechtstaat.
C. Een rechtloze staat.
D. Een absolute staat met onbegrensde staatsmacht.

A

D. Een absolute staat met onbegrensde staatsmacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk van onderstaande situaties lijkt het meeste op een uitvoeringstekort?
A. De rechtsstaat in Mexico. Daar is in het juridisch perspectief wel sprake van een
rechtsstaat, maar door grootschalige corruptiepraktijken lijkt de bestuurlijke praktijk
daar niet of nauwelijks op.
B. De recente stikstofuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak waardoor veel
bouwprojecten opnieuw vertraging oplopen.
C. De Coronawet die maar niet door het parlement komt, waardoor bij een eventuele
nieuwe uitbraak het kabinet alleen nog maar noodmaatregelen kan treffen.
D. Het groeiend protest tegen de regering en de toename van omgekeerde vlaggen langs
de snelwegen.

A

A. De rechtsstaat in Mexico. Daar is in het juridisch perspectief wel sprake van een
rechtsstaat, maar door grootschalige corruptiepraktijken lijkt de bestuurlijke praktijk
daar niet of nauwelijks op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MacCormick (2007) stelt dat voor een rechtsstaat nodig is dat ‘most people most of the time
refrain from what the law stigmatizes as wrongdoing’. Hiermee bedoelt hij dat:
A. In een rechtsstaat altijd meer dan 80% van de burgers achter de norm moeten staan.
B. De rechtsstaat gebouwd is op de normatieve orde in de samenleving.
C. De punitiviteitskloof eigenlijk niet vast te stellen is bij rechtsvervreemding.
D. Een rechtsstaat in de basis een juridische orde is met normbesef.

A

B. De rechtsstaat gebouwd is op de normatieve orde in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Lees het onderstaande citaat uit een opiniebijdrage van Teun Voeten en geef antwoord op
de vraag:
“Ik hoorde laatst dat drugs zo genormaliseerd zijn, dat men ze maar beter kan
legaliseren. Dit betekent in feite een abnormale situatie normaal gaan maken.
Plofkraken en auto-inbraken zijn helaas ook normaal in Nederland maar die worden
ook niet gelegaliseerd.” Uit: Brabants Dagblad, 4 oktober 2022
Welk rechtsstaattekort uit het boek van Zouridis wil Voeten in deze uitspraak NIET
accepteren?
A. Verankeringstekort.
B. Uitvoeringstekort.
C. Handhavingstekort.
D. Regelgevingstekort

A

A. Verankeringstekort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

‘Een eerste uitgangspunt van … is dat het recht neutraal is ten opzichte van het gestelde
doel.’
Welk concept past het best op de plaats van de puntjes in dit citaat uit het boek?
A. rechtsstatelijk bestuur.
B. rechtsinstrumentalisme.
C. legaliteit.
D. juridisering

A

B. rechtsinstrumentalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Onlangs verwees de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zogeheten
bouwvrijstelling af op grond van het Europees natuurbeschermingsrecht. In haar reactie gaf
minister Van der Wal aan dat ze zich deze zomer bij de Europese Commissie had gemeld met het verzoek om versoepeling van de stikstofregels. Lees het onderstaat citaat van minister
Van der Wal en beantwoord de vraag.
“Volgens de bewindsvrouw ‘hebben we nooit geleverd als het gaat om natuur’. En
plannen voor een wetswijziging, zoals door oppositiepartijen in de Kamer wordt
gesuggereerd? “Dat is onhoudbaar. We hebben te maken met Europees recht. Ze zien
ons aankomen…”.” (Uit: De Telegraaf, 3 november 2022)
Op welk domeinconflict in het rationaliteitenmodel van Snellen (1987) wijst dit citaat?
Het domeinconflict tussen de:
A. Europese en de juridische rationaliteit.
B. Economische en de politieke rationaliteit.
C. Technische en wetenschappelijke rationaliteit.
D. Juridische en de politieke rationaliteit

A

D. Juridische en de politieke rationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Onderzoek van Tyler laat zien dat de bereidheid van burgers om regels na te leven
samenhangt met hoe ze worden behandeld door de instanties. In het bijzonder blijkt uit
empirisch onderzoek dat deze bereidheid samenhangt met onder meer onpartijdige,
zorgvuldige behandeling, gehoord worden en een consistente gedragslijn. Het theoretisch
begrip dat in de literatuur voor deze behandeling wordt gebruikt is:
A. ‘Procedural justice’.
B. ‘Moral intuition’.
C. ‘New public management’.
D. ‘Legal consciousness’.

A

A. ‘Procedural justice’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van welke ontwikkeling is het nieuwe artikel 429ter een voorbeeld? (bijlage 1)
A. Een groeiend uitvoeringstekort
B. Toenemende juridisering
C. Een groeiend handhavingstekort
D. Een groeiend rechtsstaattekort

A

B. Toenemende juridisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Stel dat het nieuwe artikel 429ter wordt ingevoerd. Welke extra discrepantie tussen
hoofdkleuren in het rechtsstaatprisma verwacht u op grond van het empirisch onderzoek in
het boek? (bijlage 1)
A. Discrepantie tussen de juridische en de sociaalwetenschappelijke hoofdkleur, omdat
dit artikel op geen enkele manier steunt op de normatieve institutionele orde in
Nederland.
B. Discrepantie tussen sociaalwetenschappelijke en bestuurswetenschappelijke
hoofdkleur, omdat dit artikel wel gegrond is in de normatieve institutionele orde in
Nederland, maar politie en BOA’s het gewoon niet gaan uitvoeren.
C. Geen discrepantie, omdat dit artikel goed aansluit bij de normatieve institutionele
orde in Nederland, goed past in het strafrecht en ook in de praktijk gebracht gaat
worden door de bestuurlijke instituties.
D. Discrepantie tussen de juridische en de bestuurswetenschappelijke hoofdkleur,
omdat het artikel wel in het wetboek van strafrecht kan worden opgenomen maar
dit niet of nauwelijks zal worden uitgevoerd of gehandhaafd vanwege schaarste en
discretionaire ruimte.

A

D. Discrepantie tussen de juridische en de bestuurswetenschappelijke hoofdkleur,
omdat het artikel wel in het wetboek van strafrecht kan worden opgenomen maar
dit niet of nauwelijks zal worden uitgevoerd of gehandhaafd vanwege schaarste en
discretionaire ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bij welk rechtsstaatidee past het nieuwe artikel 429ter het best? (bijlage 1)
A. Het rechtsstaatidee van Thomas Hobbes
B. Het rechtsstaatidee van De WRR
C. Het rechtsstaatidee van de Venice Commission van de Raad van Europa.
D. Het rechtsstaatidee van het World Justice Project

A

A. Het rechtsstaatidee van Thomas Hobbes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke uitspraak over het nieuwe artikel 429ter wordt onderbouwd door de analyse over
rechtsinstrumentalisme die in het boek en tijdens de colleges is gepresenteerd? (bijlage 1)
A. Dit artikel laat het rechtsinstrumentalisme zien van de huidige minister van Justitie
en veiligheid.
B. Dit artikel laat zien hoe moeilijk het is de grens te trekken tussen instrumentaliteit
van het recht en rechtsinstrumentalisme.
C. Dit artikel trekt de verhouding tussen het recht als instrument en het recht als
waarborg verder scheef.
D. Het alomvattend rechtsinstrumentalisme dat Tamanaha beschrijft voor de Verenigde
Staten heeft zich inmiddels ook naar Nederland verbreid

A

B. Dit artikel laat zien hoe moeilijk het is de grens te trekken tussen instrumentaliteit
van het recht en rechtsinstrumentalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Onlangs diende het lid van de Tweede Kamer Sneller een wetsvoorstel in om de Wet op de
rechterlijke organisatie te veranderen. Op de website van de Tweede Kamer wordt dit
wetsvoorstel als volgt samengevat.
Wetsvoorstel Initiatiefwetsvoorstel Sneller - Wet verval bijzondere
aanwijzingsbevoegdheid openbaar ministerie
Initiatiefwetsvoorstel van het lid Sneller tot wijziging van de Wet op de rechterlijke
organisatie (Wet RO) naar aanleiding van twijfels over de bevoegdheden die de
minister heeft om zich te bemoeien met individuele strafzaken van het Openbaar
Ministerie (OM).
Dit wetsvoorstel voorziet in vier wijzigingen van de Wet RO:
1. Voorstel om de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de minister aan het OM te
schrappen. De minister kan dan niet meer een aanwijzing geven tot opsporing, tot
vervolging of tot niet-vervolging of de wijze voorschrijven waarop het OM in een
concrete strafzaak zijn bevoegdheden moet inzetten. Op deze wijze wordt formeel
ingrijpen door de minister in een concrete strafzaak onmogelijk gemaakt.
2. Voorstel om de inlichtingenplicht van het College van procureurs-generaal te
beperken.
3. Voorstel om artikel 131, vijfde lid, Wet RO te schrappen waardoor de verplichting
komt te vervallen om beslissingen zoals bedoeld in artikel 140a Sv aan de minister
voor te leggen. En daarbij de verplichting vervalt om in het Reglement van Orde van
het College van procureurs-generaal te regelen in welke andere gevallen een
beslissing aan de minister wordt voorgelegd.
4. Voorstel om in artikel 128 Wet RO te bepalen dat de uitoefening van taken en
bevoegdheden door het OM in een concreet geval geschiedt zonder
ondergeschiktheid aan de minister.
In het analysekader van Nonet en Selznick beoogt het wetsvoorstel versterking van het:
A. Repressief recht.
B. Autonoom recht.
C. Bureaucratisch recht.
D. Responsief recht

A

B. Autonoom recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Gert en Samson hebben een discussie. Gert zegt dat juridisering wordt veroorzaakt doordat
de wetgever de ontwikkelingen m.b.t. rechtsbescherming aan de rechter heeft overgelaten
i.p.v. zich er zelf mee bezig te hebben gehouden.
Samson zegt juist dat het bestuur de oorzaak is van juridisering, doordat het bestuur uit gaat
van het idee heeft dat de samenleving maakbaar is.
Welk van onderstaande antwoorden is juist?
A. Gert heeft gelijk.
B. Samson heeft gelijk.
C. Gert en Samson hebben gelijk.
D. Gert en Samson hebben beiden ongelijk.

A

C. Gert en Samson hebben gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Het gebruik van het rechtsstaatprisma legt verschillende hoofdkleuren bloot. In iedere
hoofdkleur komen legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid tot stand door een aantal
mechanismen. Welke drie mechanismen worden in het boek in de juridische hoofdkleur
onderscheiden?
A. Het reguleren van bevoegdheden, het creëren van checks en balances en het
reguleren van de discretionaire ruimte.
B. Het reguleren van bevoegdheden, het creëren van machtenscheiding en het
reguleren van de discretionaire ruimte.
C. Het reguleren van bevoegdheden, het creëren van checks en balances en het
bureaucratiseren van de organisatie.
D. Het creëren van checks en balances, het reguleren van bevoegdheden en de
onafhankelijke bestuursrechtspraak

A

A. Het reguleren van bevoegdheden, het creëren van checks en balances en het
reguleren van de discretionaire ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Een van de oplossingen om de vicieuze spiraal van een institutionele crisis te doorbreken, is
meer uitvoering en handhaving die werkt. Hierbinnen zijn drie strategieën benoemd door
Zouridis (2021). Welke zijn dit?
A. Investeren in informele instituties, het rechtsstatelijk ethos versterken en
overregulering aanpakken.
B. Het gebruik van netwerken waarin burgers zich bewegen en het bouwen op de
morele intuïtie en de top van uitvoeringsinstituties zelf verantwoording laten
afleggen.
C. Responsabilisering van burgers, een rem op de regelproductie, en een waakhond
voor wegwerprecht instellen.
D. De uitvoering slimmer maken, meer samenwerking tussen uitvoerders en de
kwaliteit en capaciteit versterken

A

D. De uitvoering slimmer maken, meer samenwerking tussen uitvoerders en de
kwaliteit en capaciteit versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

In de sociaalwetenschappelijke hoofdkleur werkt de rechtsstaat op drie niveaus. Waarnaar
verwijst het mesoniveau?
A. Het niveau van provincies, als mesobestuur.
B. Het niveau van sociale instituties die een samenleving als geheel reguleren
C. Het niveau van het rechtsbewustzijn van burgers.
D. Het niveau van arena’s, netwerken en sociale sferen

A

D. Het niveau van arena’s, netwerken en sociale sferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In legalistische organisaties doen zich volgens een studie van Sitkin en Bies (1994) vier
paradoxen voor. Hoe omschrijven zij de formaliseringsparadox?
A. Regels in legalistische organisaties beogen de minder machtigen te beschermen
tegen de machtiger partijen, maar naarmate er meer regels komen, beschermen
deze feitelijk steeds meer de machtiger partijen.
B. Regels in legalistische organisaties beogen de zorgvuldige besluitvorming in de
organisatie te bevorderen, maar naarmate er meer regels komen, wordt de
besluitvorming steeds onzorgvuldiger.
C. Regels in legalistische organisaties beogen heldere procedures vast te leggen, maar
naarmate er meer regels komen, worden de procedures juist omslachtiger en
ondoorzichtiger en dus minder helder.
D. Regels in legalistische organisaties beogen de rechtvaardigheid te bevorderen, maar
naarmate er meer regels komen, wordt de toepassing ervan steeds onrechtvaardiger

A

C. Regels in legalistische organisaties beogen heldere procedures vast te leggen, maar
naarmate er meer regels komen, worden de procedures juist omslachtiger en
ondoorzichtiger en dus minder helder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

GEEN oplossing voor de institutionele crisis van de rechtsstaat is meer responsiviteit, de
rijdende rechter of het openstellen van het recht, aldus Zouridis. Waarom zijn dit volgens
Zouridis GEEN oplossingen?
Omdat deze voorbeelden:
A. Juist leiden tot een uitholling van de democratie, waardoor de institutionele crisis
versterkt wordt.
B. Niet voor iedereen toegankelijk zijn, waardoor alleen een selecte groep haar recht
weet te halen.
C. Het recht niet ‘echt’ dichter bij de leefwereld van burgers brengen.
D. Juist de vicieuze spiraal van de institutionele crisis van de rechtsstaat versterken.

A

D. Juist de vicieuze spiraal van de institutionele crisis van de rechtsstaat versterken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Lees onderstaande zin uit het boek en beantwoord de vraag.
‘Een rechtsstaat voorkomt wat wel ‘predatory behavior’ in een samenleving wordt genoemd.’
Welk van onderstaande antwoorden legt dit effect van de rechtsstaat het beste uit?
A. De mens is van nature geneigd tot een totale oorlog van allen tegen allen en de
rechtsstaat weerhoudt hen daarvan
B. Door eigendom te beschermen en nakoming van contracten af te dwingen, zorgt de
rechtsstaat ervoor dat het maatschappelijk verkeer betrouwbaar wordt.
C. De rechtsstaat voorkomt veel van de criminaliteit in een samenleving.
D. De rechtsstaat stimuleert onbaatzuchtig gedrag bij mensen door heldere normen te
stellen

A

B. Door eigendom te beschermen en nakoming van contracten af te dwingen, zorgt de
rechtsstaat ervoor dat het maatschappelijk verkeer betrouwbaar wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke van de volgende kenmerken passen het best bij het bureaucratisch ideaaltype van
Weber?
A. Afgebakende taken, geformaliseerde communicatie en hiërarchische besluitvorming.
B. Democratie, populisme en flipperkastpolitiek.
C. Instrumentalisme, machtenscheiding en juridische rationaliteit.
D. Economische rationaliteit, constitutionaliteit en gedecentraliseerde besluitvorming

A

A. Afgebakende taken, geformaliseerde communicatie en hiërarchische besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Fenna en Nik proberen oplossingen te bedenken voor de institutionele crisis van de
rechtsstaat. Fenna benoemt een waakhond voor wegwerprecht en Nik stelt dat er ook een
rem op de regelproductie moet komen. Wat is het derde voorstel dat in het boek van
Zouridis wordt genoemd?
A. Meer regulering.
B. Bestuurlijke instituties binnen rechtsstatelijke kaders houden door strakkere regels.
C. Rechtspraak naar de burgers brengen.
D. Responsabilisering van de uitvoerende en handhavende instituties

A

D. Responsabilisering van de uitvoerende en handhavende instituties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

In hun hoofdstuk stellen Adams en Van der Schyff (2017; een van de verplichte artikelen) dat
de constitutionele setting van Nederland meer op Engeland lijkt dan op de Verenigde staten.
Welke van de volgende uitspraken komt het dichtst bij de analyse van Adams en Van der
Schyff in het artikel bij de verplichte literatuur?
A. Dat Nederland net als Engeland onderdeel uitmaakt van de Europese constitutionele
traditie en de Verenigde Staten daar geen deel uit van uitmaken.
B. Dat Nederland net als Engeland een heel oude constitutionele setting heeft en de
Verenigde Staten een relatief jonge constitutionele setting heeft.
C. Dat Nederland net als Engeland een open constitutionele setting heeft die voor een
groot deel moet worden ingevuld door de wetgever en dat de Verenigde Staten een
rechterlijke constitutionele cultuur hebben.
D. Dat Nederland net als Engeland de grondrechten in de grondwet heeft vastgelegd en
de Verenigde Staten deze niet in de grondwet zelf hebben vastgelegd, maar in een
bijlage bij de grondwet

A

C. Dat Nederland net als Engeland een open constitutionele setting heeft die voor een
groot deel moet worden ingevuld door de wetgever en dat de Verenigde Staten een
rechterlijke constitutionele cultuur hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

U heeft bij de verplichte artikelen het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken
(De wil van het volk? Erosie van de democratische rechtsstaat in Europa) bestudeerd. Op
basis van de analyse in dit rapport komt deze adviesraad tot onder meer de volgende
aanbeveling:
Als onderdeel van het mensenrechtenbeleid zet het Ministerie van Buitenlandse
Zaken een democratie- en rechtsstatelijkheidsprogramma op dat zich richt op
de lidstaten van de Raad van Europa waar de democratische rechtsstaat zich
in de gevarenzone bevindt. Daarbij zou ook de expertise van relevante andere
departementen (bijvoorbeeld de ministeries van Onderwijs, van Veiligheid en Justitie
en van Economische Zaken) moeten worden betrokken.
Vanuit welke rechtsstaatopvatting in het kader van Tamanaha is deze aanbeveling van de
adviesraad tot stand gekomen?
A. De rechtsstaat als mix van legaliteit, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.
B. Een wat dunnere, formele rechtsstaatopvatting.
C. De rechtsstaat als mix van democratie en ‘rule of law’.
D. Een ‘substantive’ (materiële) rechtsstaatopvatting

A

D. Een ‘substantive’ (materiële) rechtsstaatopvatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

In het door u bestudeerde artikel van Nedzel (2018) wordt een scherpe positie ingenomen
door de auteur. Zij stelt dat alleen bepaalde rechtsstaten economische groei stimuleren.
Wat is de positie die wordt ingenomen door Nedzel?
A. De ‘continentale’ rechtsstaat zorgt uiteindelijk voor meer economische groei (en een
grotere overheid) dan de de ‘rule of law’ rechtsstaat conform de common-law traditie.
B. Omdat er ook staten zijn, zoals Singapore of China, waar de rechtsstaat niet aanwezig
tot zwak is en wiens economische groei al een aanzienlijke tijd erg sterk is en blijft,
laten recente onderzoeken deze correlatie steeds minder overtuigend zien.
C. Bij een continentale rechtsstaat is de rechtsstaat een uitdrukking van de wil van een
collectief (volk) en dit is de basis voor overheidsinvloed op diverse terreinen, wat een
spontane ‘bottom-up’ orde of marktwerking en economische groei belemmert.
D. Omdat de ‘rule of law’ benadering, vanuit de common-law traditie, het individu als
startpunt kiest en vooral de verhouding tussen burgers en overheid reguleert, is zij
minder geschikt om als grondslag voor een samenleving te hanteren.

A

C. Bij een continentale rechtsstaat is de rechtsstaat een uitdrukking van de wil van een
collectief (volk) en dit is de basis voor overheidsinvloed op diverse terreinen, wat een
spontane ‘bottom-up’ orde of marktwerking en economische groei belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De verschillende hoofdkleuren in het rechtsstaatprisma in het boek verschillen op een aantal
punten van elkaar. De vraag hoe een rechtsstaat wetenschappelijk kan worden onderzocht,
hangt ook af van de hoofdkleur. Hoe kan een rechtsstaat in de sociaalwetenschappelijke
hoofdkleur worden onderzocht?
A. Door het positieve recht (uit verschillende rechtsbronnen, zoals verdragen, wetten
en jurisprudentie) te onderzoeken.
B. Door de waarden en het gedrag van burgers in de samenleving te onderzoeken.
C. Door legaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid in dé praktijk te onderzoeken.
D. Door empirisch onderzoek te doen naar bureaucratie en machtenscheiding.

A

B. Door de waarden en het gedrag van burgers in de samenleving te onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Er zijn drie contramallen om (doorgeslagen) rechtsinstrumentalisme te voorkomen. Welk
van onderstaande antwoordopties is GEEN contramal?
A. Er zijn grenzen aan het gebruik van het instrument en de bevoegdheid die een
instrument heeft.
B. Er zijn regels en beginselen die voorschrijven hoe een instrument gebruikt dient te
worden.
C. Er is een interne zelfcorrectie doordat uitvoerders en handhavers het instrument ook
daadwerkelijk dienen te gebruiken.
D. Er zijn procedures voorafgaand en na het gebruik in de vorm van toetsing door een
onafhankelijke rechter

A

C. Er is een interne zelfcorrectie doordat uitvoerders en handhavers het instrument ook
daadwerkelijk dienen te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Het concept institutionele crisis zoals gebruikt in het boek door Zouridis (2021) heeft twee
betekenissen. Enerzijds wijst het op een crisis van de instituties die het recht uitvoeren en
toepassen. Waar kan een institutionele crisis nog meer op wijzen?
A. Op een kloof tussen de normatieve institutionele orde en de bestuurlijke praktijk.
B. Op waardenverval bij de bestuurlijke instituties.
C. Op een fundamentele ontregeling van de instituties in een beleidssector.
D. Op een erosie van de bereidheid tot naleving bij burgers en bedrijven en dus de
rechtsstaat als sociale institutie.

A

D. Op een erosie van de bereidheid tot naleving bij burgers en bedrijven en dus de
rechtsstaat als sociale institutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarom kiest Zouridis in zijn boek (2019) voor een tamelijk ‘dun’ en formeel rechtsstaatsbegrip?
A. Dit maakt het gemakkelijker dat het rechtsstaatbegrip voor politieke doelen wordt ingezet om tot
een zo goed mogelijke rechtsstaat te komen.
B. Dit maakt het mogelijk het rechtsstatelijk bestuur als bestuursvorm an sich, los van inhoudelijke
keuzes, te bestuderen.
C. Het boek wil geen normatieve grondslag onder de rechtsstaat leggen, omdat daar geen politieke
consensus over te bereiken is.
D. Dit de rechtsstaat via legaliteit van publieke instituties in combinatie met procedurele
rechtvaardigheid mogelijk maakt

A

B. Dit maakt het mogelijk het rechtsstatelijk bestuur als bestuursvorm an sich, los van inhoudelijke
keuzes, te bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waardoor laat een ‘regulatory state’ zich het beste kenmerken?
A. Door de aanwezigheid van grote uitvoerende bureaucratieën voor maatschappelijke domeinen,
zoals sociale zekerheid, veiligheid et cetera.
B. Door een netwerk van publieke partijen die samen het speelveld van maatschappelijke domeinen,
zoals sociale zekerheid, veiligheid et cetera beheersen.
C. Door een overheid die zich bezighoudt met de inrichting en besturing van maatschappelijke
domeinen, om zelf diensten te kunnen leveren aan burgers.
D. Door de rol van de overheid als inrichter en bestuurder van maatschappelijke domeinen, via
netwerkverbanden met verschillende partijen.

A

D. Door de rol van de overheid als inrichter en bestuurder van maatschappelijke domeinen, via
netwerkverbanden met verschillende partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe verhoudt het rechtsstaatsbegrip van de Venice Commission (2011) zich tot het rechtsbegrip van
Hirsch Ballin bekeken vanuit het kader van Tamanaha?
Het rechtsstaatsbegrip van de Venice Commission is:
A. Net als dat van Hirsch Ballin als formeel te duiden, zonder materiële eisen.
B. Als formeel te duiden. Dat van Hirsch Ballin als formeel met ook materiële eisen.
C. Net als dat van Hirsch Ballin als formeel te duiden, met ook materiële eisen.
D. Als formeel te duiden met ook materiële eisen. Dat van Hirsch Ballin als formeel

A

C. Net als dat van Hirsch Ballin als formeel te duiden, met ook materiële eisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is de belangrijkste metaboodschap van het kader, c.q. ‘schema’ van Tamanaha dat is
besproken in de colleges en terug is te vinden in het boek van Zouridis (2019)?
Het laat zien:
A. Dat dunne rechtsstaatbegrippen niet de hele rechtsstaat omvatten.
B. Dat ieder rechtsstaatbegrip een normatieve grondslag heeft.
C. Dat een dunne materiële benadering van het rechtsstaatsbegrip in een afzijdige overheid
resulteert, die de vrijheden van burgers respecteert.
D. Hoe empirisch onderzoek naar rechtsstaatbegrippen beter mogelijk gemaakt word

A

B. Dat ieder rechtsstaatbegrip een normatieve grondslag heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is de opvatting over legaliteit die het beste past bij een zogenaamde ‘dikke, materiële versie’
van de rechtsstaat?
De opvatting dat:
A. De begrenzing van overheidsoptreden door het legaliteitsbeginsel in Nederland (en daarbuiten)
onomstreden is.
B. Het legaliteitsbeginsel enkel het overheidsoptreden kan begrenzen.
C. Het legaliteitsbeginsel overheidsoptreden kan begrenzen en een rechtsplicht tot
overheidsoptreden kan impliceren.
D. Het bestuurlijk handelen van de overheid een wettelijke grondslag moet hebben

A

C. Het legaliteitsbeginsel overheidsoptreden kan begrenzen en een rechtsplicht tot
overheidsoptreden kan impliceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De bureaucratie is een rechtsstatelijk organisatieprincipe, omdat:
A. De overheid daadwerkelijk over voldoende macht moet beschikken om het recht tot gelding te
brengen.
B. De bureaucratie van Weber een zinssamenhang met de rechtsstaat vertoont door gebruik van
bevoegdheden om eigendom te beschermen.
C. Een goed functionerende bureaucratie langs de lijnen van legaliteit, rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid werkt.
D. Bestuurlijke instituties die maatschappelijk vertrouwen waarborgen dat alleen kunnen doen, als
op bestuurlijke instituties zelf kan worden vertrouwd.

A

C. Een goed functionerende bureaucratie langs de lijnen van legaliteit, rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Zouridis stelt in hoofdstuk 2 (‘De superieure rechtsstaat’) van zijn boek (2019) het volgende:
“Kennelijk is er in hoogontwikkelde samenlevingen ‘iets’ dat het maatschappelijk verkeer smeert en
dat ‘bovenindividueel’ van aard is, of in ieder geval niet is terug te brengen tot keuzes van individuen
en hun gedrag.”
Hoe zou Durkheim het ‘iets’ waar hier op gezinspeeld wordt, invullen?
Als:
A. Sociaal kapitaal, de mate waarin mensen iets met elkaar doen: hoe meer ze samen doen, hoe
rijker dat sociaal kapitaal wordt.
B. Bescherming van eigendom en een onpartijdige en onafhankelijke rechter.
C. Economische voorspoed vanwege een goede geografische ligging en de aanwezigheid van een
gematigd klimaat.
D. Onderling vertrouwen, ondanks toenemende anonimiteit en schaalvergroting, doordat de
rechtsstaat als rechtsorde maatschappelijk verkeer kanaliseert.

A

D. Onderling vertrouwen, ondanks toenemende anonimiteit en schaalvergroting, doordat de
rechtsstaat als rechtsorde maatschappelijk verkeer kanaliseert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat dragen sociale arena’s (Tamanaha) bij aan de ‘werking’ van de rechtsstaat?
Sociale arena’s verwijzen naar bijvoorbeeld een kerkgenootschap of een
ondernemersgemeenschap, maar ook een maffiaorganisatie waarin:
A. Er op mesoniveau sprake is van hiërarchie en coördinatie van het gedrag van
de leden van die groep via regels.
B. Via ‘vanzelfsprekendheden’ gedeelde normen en rollen de normatieve institutionele orde op
mesoniveau wordt bepaald.
C. De werking van de rechtsstaat blootgelegd kan worden door te kijken naar het individuele gedrag
van leden van die groep op microniveau.
D. De regels waar alle leden zich naar moeten schikken duidelijk zijn en vast zijn gelegd in de
statuten.

A

B. Via ‘vanzelfsprekendheden’ gedeelde normen en rollen de normatieve institutionele orde op
mesoniveau wordt bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe werkt een rechtsstaat, bezien vanuit het sociologisch perspectief?
A. Via vastlegging van recht(sprincipes) en beginselen van de rechtsstaat in de rechtsorde.
B. Via institutionalisering, netwerken, verhalen en interacties.
C. Via handhaving en uitvoering van rechtsgestuurde beleidsontwikkeling.
D. Via regelmatig beleid, en politieke besluitvorming op collectieve waarden.

A

B. Via institutionalisering, netwerken, verhalen en interacties.

50
Q

Ga uit van de volgende stelling: ‘Juridisering is slecht voor een democratische rechtsstaat.’
Overweeg de volgende reactie op de stelling:
‘Juridisering is inderdaad slecht voor een democratische rechtsstaat, want het belemmert het
bestuur om te besturen.’
Welk alternatieve reactie was ook mogelijk geweest op de stelling?
A. Juridisering is een verademing voor een democratische rechtsstaat, door duidelijke
normeringen neemt rechtszekerheid toe en kan er meer effectief en efficiënt worden
gehandeld.
B. Juridisering is een aanvulling op de democratische rechtsstaat, aangezien het een
product is van zorgvuldige afweging tussen voor- en tegenstanders. Juridisering
representeert de wil van het volk en haar onderliggende waarden.
C. Juridisering is een versterking van de democratische rechtsstaat aangezien het een
basis legt voor het bestuur om hun functie uit te oefenen.
D. Juridisering is noodzakelijk binnen een democratische rechtsstaat, het waarborgt
beginselgerichtheid in plaats van doelgerichtheid, waardoor recht haar neutrale positie
behoudt.

A

C. Juridisering is een versterking van de democratische rechtsstaat aangezien het een
basis legt voor het bestuur om hun functie uit te oefenen.

51
Q

MacCormick stelt dat voor een rechtsstaat nodig is dat ‘most people most of the time refrain from
what the law stigmatizes as wrongdoing’. Hiermee bedoelt hij dat:
A. Mensen zich aan de geldende wetten en regels dienen te houden in een rechtsstaat.
B. De rechtsstaat altijd een maatschappelijke orde is met normbesef.
C. De rechtsstaat niet alleen op papier moet bestaan, maar ook in sociale conventies.
D. Dat in een rechtsstaat nooit op grote schaal corruptie zal ontstaan.

A

C. De rechtsstaat niet alleen op papier moet bestaan, maar ook in sociale conventies.

52
Q

Wat is het verschil tussen het juridische en bestuurswetenschappelijke perspectief op het
rechtsstaatbegrip?
A. Het bestuurswetenschappelijk perspectief omvat ook noties als die van machtenscheiding,
respect voor mensenrechten en minderheden. Het juridisch perspectief gaat enkel uit van het smalle
rechtsstaatsbegrip.
B. Het bestuurswetenschappelijk perspectief bekijkt de rechtstaat normatief (hoe hoort het eraan
toe te gaan), terwijl het juridisch perspectief empirisch kijkt hoe de rechtsstaat volgens het recht
werkt.
C. Het bestuurswetenschappelijk perspectief maakt zichtbaar dat de rechtsstaat moet concurreren
met meerdere mechanismen. Het juridisch perspectief gaat ervan uit dat het recht het gedrag stuurt.
D. Het bestuurswetenschappelijk perspectief bekijkt de rechtsstaat als maatschappelijk levende
praktijk, terwijl het juridisch perspectief kijkt naar de rechtstaat als manier om de staat te
organiseren.

A

C. Het bestuurswetenschappelijk perspectief maakt zichtbaar dat de rechtsstaat moet concurreren
met meerdere mechanismen. Het juridisch perspectief gaat ervan uit dat het recht het gedrag stuurt.

53
Q

Beleid komt volgens Snellen tot stand als tegelijkertijd aan verschillende rationaliteiten wordt
voldaan. Welke vier rationaliteiten onderscheidt Snellen?
A. Politieke, juridische, economische en technisch-sociaalwetenschappelijke rationaliteit.
B. Sociaal-culturele, economische, demografische en technologische rationaliteit.
C. Juridische, ecologische, electorale en technocratische rationaliteit.
D. Constitutionele, historische, sociologische, en organisatorische rationaliteit.

A

A. Politieke, juridische, economische en technisch-sociaalwetenschappelijke rationaliteit.

54
Q

Lees onderstaand citaat over de werking van de normatieve institutionele orde:
‘Individuals are neither simply depositories of their society’s values nor free agents.’
Dit citaat past het beste bij:
A. De macrobenadering van Luhmann, die aan de hand van de systeemtheorie verklaart hoe op
macroniveau de rechtsstaat als normatieve institutionele orde functioneert.
B. De benadering van Etzioni, waarbij de normatieve institutionele orde die een rechtsstaat is, werkt
via de waardengemeenschap met een ‘collectieve rationaliteit’ die via processen van socialisatie
geïnternaliseerd is, bij de individuele leden.
C. Het ‘I’ paradigm’ van Etzioni, waarbij individuele keuzevrijheid vanuit de neoklassieke economie
het startpunt is en de normatieve institutionele orde min of meer spontaan ontstaat uit het rationeel
keuzegedrag van individuen.
D. De mesobenadering van Galligan, die laat zien dat individuen met hun gedrag aangeven wat
hoort en wat niet hoort en indirect een normatieve institutionele orde bouwen in een groep.

A

B. De benadering van Etzioni, waarbij de normatieve institutionele orde die een rechtsstaat is, werkt
via de waardengemeenschap met een ‘collectieve rationaliteit’ die via processen van socialisatie
geïnternaliseerd is, bij de individuele leden.

55
Q

Hoe beoordeelt het bestuurswetenschappelijk perspectief de volgende uitspraak:
‘Juridisering is goed voor het openbaar bestuur.’
A. Positief, juridisering creëert immers rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en legaliteit.
B. Positief, want juridisering normeert het bestuur, waardoor er betere waarborgen zijn.
C. Negatief, want juridisering kan het bestuur verlammen.
D. Negatief, want juridisering kan leiden tot een mismatch tussen rechtsstatelijke waarden en
gedeelde waarden in een land.

A

C. Negatief, want juridisering kan het bestuur verlammen.

56
Q

Hoe verdwijnt een rechtsstaat, bezien vanuit het juridisch perspectief?
A. Door corruptie en partijdige structuren, culturen of gedrag.
B. Door gebrek aan aansluiting tussen formele instituties enerzijds en collectieve waarden en gedrag
anderzijds.
C. Door het ontstaan van een verankeringstekort.
D. Door formele veranderingen van rechtsprincipes of de aantasting van juridische tegenmacht

A

D. Door formele veranderingen van rechtsprincipes of de aantasting van juridische tegenmacht

57
Q

De drie hoofdkleuren in het boek van Zouridis (2019) leggen verschillende aspecten van de
rechtsstaat bloot en sluiten elkaar niet uit. Ze kunnen in concrete situaties wel spanningen c.q.
discrepanties ten opzichte van elkaar vertonen. Bijvoorbeeld via wat in het boek het
‘uitvoeringstekort’ wordt genoemd.
Wat is een voorbeeld van een ‘uitvoeringstekort’?
A. De rechtsstaat in Mexico. Daar is in het juridisch perspectief wel sprake van een rechtsstaat,
maar door grootschalige corruptiepraktijken lijkt de bestuurlijke praktijk daar niet of nauwelijks op.
B. Het pleidooi om BOA’s te bewapenen zodat ze de coronaregels strenger kunnen handhaven.
C. Grootschalige en wijdverbreide wietteling in de wijk Broekhoven in Tilburg, waar handhaving
onbegonnen werk is en op veel tegenwerking vanuit de wijk stuit.
D. Het ‘Kinderpardon’, waarbij de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris van Justitie en
Veiligheid om in schrijnende gevallen een verblijfsvergunning te verlenen is afgeschaft.

A

A. De rechtsstaat in Mexico. Daar is in het juridisch perspectief wel sprake van een rechtsstaat,
maar door grootschalige corruptiepraktijken lijkt de bestuurlijke praktijk daar niet of nauwelijks op.

58
Q

Nonet en Selznick onderscheiden, op basis van een historische analyse van de ontwikkeling van het
recht, drie typen recht. Welke typen recht zijn dit?
A. Autonoom, responsief en modificerend recht.
B. Repressief, autonoom en responsief recht.
C. Codificerend, modificerend en repressief recht.
D. Activistisch, repressief en participatief recht.

A

B. Repressief, autonoom en responsief recht.

59
Q

Welk van onderstaande stellingen is correct?
A. Juridisering leidt tot controlitis.
B. Rechtsinstrumentalisme is een oorzaak van juridisering.
C. Juridisering creëert rechtsgelijkheid.
D. Juridisering leidt tot rechtsinstrumentalisme.

A

B. Rechtsinstrumentalisme is een oorzaak van juridisering.

60
Q

In het boek van Zouridis (2019) wordt uitgelegd dat responsief recht één van de gevolgen is van
rechtsinstrumentalisme. Wat houdt responsief recht in dit verband in?
A. De politiek heeft het primaat over responsief recht. Het recht is enkel een vorm waarin het
bevel of de uitoefening van het responsieve recht zich hult.
B. Responsief recht is verzelfstandigd van de politiek. Het bestaat als een losse institutie, het
beschermt de eigen integriteit.
C. Responsief recht wordt gezien als ‘facilitator’. Het is opengesteld voor maatschappelijke
behoeften en doelstellingen.
D. Responsief recht is autonoom van de politiek, veelal afkomstig vanuit de rechterlijke
macht en dient als correctie op de wetgever.

A

C. Responsief recht wordt gezien als ‘facilitator’. Het is opengesteld voor maatschappelijke
behoeften en doelstellingen.

61
Q

Uit onderzoek van RTL Nieuws blijkt dat slechts 23% van de gedupeerden van internetoplichting
aangifte doet. Maar 1 op de 10 mensen die afgelopen jaar zijn opgelicht bij een online-aankoop en
aangifte geeft gedaan, heeft de schade vergoed gekregen.
Waarom is dit een voorbeeld van een handhavingstekort?
A. Omdat de rechtsorde niet meer aansluit op de institutionele sociale orde.
B. Omdat de wijze waarop de rechtsstaat in de praktijk werkt, afwijkt van de normatieve
institutionele orde.
C. Omdat er een spanning zichtbaar is tussen de verankering van de rechtsorde en de
praktijk.
D. Omdat niet langer meer geldt dat: ‘Most people most of the time refrain from what the law
stigmatizes as wrongdoing’.

A

B. Omdat de wijze waarop de rechtsstaat in de praktijk werkt, afwijkt van de normatieve
institutionele orde.

62
Q

In de media is het wetsvoorstel ‘voltooid leven’ veelvuldig besproken. Uit onderzoek blijkt dat een
meerderheid van de Nederlanders (55%) voorstander is van de wet. Desondanks verwijst minister
Hugo de Jonge het idee van een ‘voltooid leven’ wet naar de prullenbak.
Welke situatie dreigt er te ontstaan naar aanleiding van de geschetste casus?
A. Een institutionele crisis.
B. Een verankeringstekort.
C. Een uitvoeringstekort.
D. Verlamd bestuur.

A

B. Een verankeringstekort.

63
Q

Rechtsinstrumentalisme houdt in dat het recht wordt gezien als een instrument ten dienste van een
bepaald (sociaal) doel.
Wat is onjuist aan bovenstaande omschrijving van rechtsinstrumentalisme?
A. De omschrijving van het begrip rechtsinstrumentalisme is te beperkt. Er dient toegevoegd
te worden dat het recht wordt onderworpen aan particuliere belangen.
B. De omschrijving van het begrip rechtsinstrumentalisme is fout. Rechtsinstrumentalisme wil
namelijk zeggen dat het recht kaders en grenzen biedt waarbinnen overheidsbeleid kan
worden gecreëerd.
C. De omschrijving van het begrip rechtsinstrumentalisme mist nuance.
Rechtsinstrumentalisme benadrukt namelijk verschillende waarden in de samenleving.
D. De omschrijving van het begrip rechtsinstrumentalisme is te ruim. Er is immers sprake van
rechtsinstrumentalisme zodra het recht wordt ingezet als instrument, ongeacht waartoe dat
instrument dient.

A

A. De omschrijving van het begrip rechtsinstrumentalisme is te beperkt. Er dient toegevoegd
te worden dat het recht wordt onderworpen aan particuliere belangen.

64
Q

Waarvan is de casus in bijlage 1 een voorbeeld? (bijlage 1)
A. Verlamd bestuur als gevolg van juridisering.
B. Het uitvoeringstekort.
C. Het handhavingstekort.
D. Aantasting van de rechtsgelijkheid.

A

B. Het uitvoeringstekort.

65
Q

Stel dat er naar aanleiding van bijlage 1 een nationaal vuurwerkverbod komt. Waarvan is dat verbod
dan een uiting? (bijlage 1)
Van:
A. Het gelijkheidsbeginsel.
B. Juridisering.
C. Bureaucratie.
D. ‘Action speaks louder than words’.

A

B. Juridisering.

66
Q

Is een nationaal vuurwerkverbod (zie bijlage 1) een voorbeeld van een oplossing voor een
institutionele crisis?
A. Ja, omdat overregulering wordt aangepakt, is hier sprake de oplossingsrichting ‘More is
Less’.
B. Ja, omdat de politie door middel van een nationaal verbod minder op lokaal niveau hoeft te
handhaven, geldt hier ‘Less is more’.
C. Nee, deze maatregel versterkt juist de institutionele crisis, doordat overregulering leidt tot
schaarste en niet-naleving.
D. Nee, deze maatregel versterkt juist de institutionele crisis, omdat een nationaal verbod zal
leiden tot een afbrokkelende legitimiteit.

A

C. Nee, deze maatregel versterkt juist de institutionele crisis, doordat overregulering leidt tot
schaarste en niet-naleving.

67
Q

Geef aan welk perspectief bijlage 2 kan aanvoeren als bewijs van een institutionele crisis van de
rechtsstaat. (bijlage 2)
A. Het juridisch perspectief. De bijlage is een voorbeeld van de aantasting van burgerlijke
rechten en vrijheden. Er is steeds minder rechtsbescherming voor burgers.
B. Het sociologisch perspectief. De bijlage is een voorbeeld van een mismatch tussen
maatschappelijke waarden en rechtsstatelijke waarden. Het staken van een beroepsgroep
toont aan dat de waarden onderliggend aan de rechtsstaat niet meer worden gedeeld.
C. Het bestuurswetenschappelijk perspectief. De bijlage is een voorbeeld van het
uitvoeringstekort. Het recht wordt niet in de praktijk gebracht.
D. Het economisch perspectief. De bijlage is een voorbeeld van dalend vertrouwen in het
maatschappelijk verkeer, wat ertoe kan leiden dat er minder economische groei zal zijn.

A

A. Het juridisch perspectief. De bijlage is een voorbeeld van de aantasting van burgerlijke
rechten en vrijheden. Er is steeds minder rechtsbescherming voor burgers.

68
Q

Zouridis beschrijft drie verschillende perspectieven op de institutionele crisis vanuit het
rechtsstaatprisma. Eén van de perspectieven is het juridisch perspectief. Welke drie argumenten
voert het juridisch perspectief aan als crisissignalen?
A. Groeiende bevoegdheden voor het bestuur, aantasting van burgerlijke rechten en vrijheden
en afnemende waarborgen van het internationale recht.
B. Aantasting van burgerlijke rechten en vrijheden, afbrokkelend rechtsbewustzijn in de
waardenset van politici, bestuurders en ambtenaren en groeiend rechtsinstrumentalisme.
C. Afnemende waarborgen van het internationale recht, een mismatch tussen rechtsstatelijke
waarden en de gedeelde waarden in Nederland, integriteitsschendingen door politici,
bestuurders en ambtenaren.
D. Afnemend maatschappelijk vertrouwen, incident gerichte politieke besluitvorming, groeiende
handhavingsproblemen door sterke groei in (internationale) regels.

A

A. Groeiende bevoegdheden voor het bestuur, aantasting van burgerlijke rechten en vrijheden
en afnemende waarborgen van het internationale recht.

69
Q

Wat is er mis met de volgende uitspraak?
‘Er is geen sprake van een institutionele crisis van de rechtsstaat, want er is geen bewijs van
afnemende maatschappelijke steun voor de fundamenten van de rechtsstaat.’
A. Het is een foutieve definitie van institutionele crisis; een institutionele crisis betekent namelijk
meer dan enkel afname van steun voor de fundamenten.
B. Het is een te smalle definitie van institutionele crisis; een institutionele crisis kan namelijk
ook wijzen op een eroderende handelingspraktijk.
C. Het is in z’n geheel onjuist, want er is wel sprake van afnemende maatschappelijke steun
voor de fundamenten van de rechtsstaat.
D. Het is deels onjuist, want er is wel sprake van een institutionele crisis van de democratische
rechtsstaat; de democratie wordt namelijk uitgehold.

A

B. Het is een te smalle definitie van institutionele crisis; een institutionele crisis kan namelijk
ook wijzen op een eroderende handelingspraktijk.

70
Q

In het hoorcollege over het sociologisch perspectief en in het boek (Zouridis 2019) wordt aandacht
besteed aan het onderzoek van Howard (1994).
Stel, iemand krijgt de volgende vraag voorgelegd: “Wat is de oorzaak van overregulering volgens het
onderzoek van Howard?”.
Stel dat die persoon het volgende antwoord geeft:
“Er is sprake van een ‘law explosion’, door de groeiende rol van de overheid. Er is tevens sprake
van een andere houding van burgers ten opzichte van ‘legal detail’; burgers voelen zich blijkbaar niet
veilig als niet expliciet elke mogelijke situatie beschreven wordt in de wet. Met gedetailleerde regels
neemt de zekerheid voor burgers echter niet toe.”
Wat is fout aan dit antwoord?
A. Met gedetailleerde regels wordt aan burgers wel meer zekerheid verschaft.
B. De ‘law explosion’ is niet het gevolg van een groeiende rol van de overheid.
C. Het veiligheidsgevoel van burgers heeft niets te maken met de gestelde regels, maar met het
gebrek aan handhaving ervan.
D. Er is geen sprake van een andere houding van burgers ten opzichte van ‘legal detail’, maar juist
van meer ruimte voor bureaucraten om discretionaire bevoegdheid te gebruiken.

A

B. De ‘law explosion’ is niet het gevolg van een groeiende rol van de overheid.

71
Q

Henk en Chantal hebben een discussie over juridisering naar aanleiding van de volgende stelling:
‘Juridisering is een acceptabele prijs die betaald wordt voor een rechtstatelijk bestuur’.
Welk argument kunnen zij gebruiken tegen deze stelling?
A. Door juridisering wordt de rechter vaker ingezet om te oordelen over politieke geschillen,
waardoor de democratie in het geding komt. Juridisering is dus geen acceptabele prijs.
B. Juridisering kan ertoe leiden dat er te veel (tegenstrijdige) regels bestaan, waardoor het
bestuur niet meer kan besturen. Juridisering is dus geen acceptabele prijs.
C. Juridisering leidt tot meer bevoegdheden voor het bestuur en minder rechtsbescherming
voor de burger. Juridisering is dus geen acceptabele prijs.
D. Juridisering heeft als gevolg dat regels steeds meer specialiseren en complexer worden,
waardoor er meer incidenten ontstaan. Juridisering is dus geen acceptabele prijs

A

B. Juridisering kan ertoe leiden dat er te veel (tegenstrijdige) regels bestaan, waardoor het
bestuur niet meer kan besturen. Juridisering is dus geen acceptabele prijs.

72
Q

Overweeg de volgende fictieve situatie:
Sedert enkele jaren dalen de Nederlandse belastingopbrengsten. Steeds meer belastingbetalers
vinden manieren om belasting te ontwijken. Een groot deel van de Nederlanders is het ermee
oneens dat particulieren circa 40% van hun inkomen dienen af te staan, terwijl grote bedrijven als
Google, Apple en Starbucks geen of heel weinig belasting betalen. Door complexe
belastingwetgeving en recente bezuinigen bij de belastingdienst is handhaven bijna onmogelijk.
Welk van onderstaande oplossingen acht u het meest geschikt om uit deze spiraal te geraken?
A. Er is hier sprake van overregulering. Door complexe wetgeving kunnen zien burgers en
belastinginspecteurs door de bomen het bos niet meer. Door de strategie ‘Less is more’ te
volgen en meer strengere regelgeving te maken, zullen er minder mogelijkheden zijn voor
burgers om belasting te ontwijken en kunnen belastinginspecteurs gericht heffen.
B. Er is hier sprake van doorgeslagen rechtsinstrumentalisme. Door complexe wetgeving
kunnen burgers belasting ontwijken. Door de strategie ‘Action speaks louder than words’ te
volgen en de belastingsector te dereguleren, zal wetgeving minder complex worden.
C. Er is hier sprake van een dalende belastingmoraal, niet langer geldt dat ‘most of the people
most of the time refrain from what the law stigmatizes as wrongdoing’. De belastingmoraal
dient weer op niveau te worden gebracht door de strategie van ‘Smart capacity’ te volgen en
burgers meer te betrekken in het belastingaangifte proces.
D. Er is hier sprake van een handhavingstekort. Door complexe regelgeving is het lastig voor
belastinginspecteurs om de wet te handhaven. Door de strategie ‘More is Less’ te volgen, zal
de handhavingscapaciteit vergroten en kan gebruik worden gemaakt van slimmere
technieken, waardoor niet-naleving afneemt.

A

D. Er is hier sprake van een handhavingstekort. Door complexe regelgeving is het lastig voor
belastinginspecteurs om de wet te handhaven. Door de strategie ‘More is Less’ te volgen, zal
de handhavingscapaciteit vergroten en kan gebruik worden gemaakt van slimmere
technieken, waardoor niet-naleving afneemt.

73
Q

Wat is het verschil tussen het rechtsstaatbegrip van het boek van Zouridis (2019) en het rapport ‘De
wil van het volk’ van de AIV?
A. In het boek wordt de rechtsstaat smal uitgelegd, in termen van rechtszekerheid,
rechtsgelijkheid en legaliteit terwijl de AIV uitgaat van een breed begrip waarbinnen ook de
bescherming van een aantal mensenrechten vallen.
B. In het boek wordt de rechtsstaat breder uitgelegd dan in het rapport van de AIV. Het boek
gaat uit van rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en legaliteit. De AIV daarentegen richt zich
vooral op aspecten als legaliteit en rechtsbescherming.
C. Het boek en het rapport van de AIV hanteren een bijna gelijk rechtsstaatbegrip. Het enige
verschil, is dat de AIV een onderscheid maakt tussen een materiele en een formele
rechtsstaat.
H. Zowel het boek als de AIV erkennen dat er meerdere rechtsstaatbegrippen zijn. Het boek
kiest voor begrippen als rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en rechtseenheid. Het rapport gaat
iets verder en voegt daar ook begrippen als tegengaan van willekeur, gelijkheid voor de wet
en toegang tot de rechter aan toe

A

A. In het boek wordt de rechtsstaat smal uitgelegd, in termen van rechtszekerheid,
rechtsgelijkheid en legaliteit terwijl de AIV uitgaat van een breed begrip waarbinnen ook de
bescherming van een aantal mensenrechten vallen.

74
Q

In het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) wordt het volgende gezegd:
“Voor eenieder moet duidelijk zijn dat de rechtsstaat geen belemmering vormt voor de democratie,
maar deze juist ondersteunt.”
Waarom kan - andersom geredeneerd - de democratie soms juist een bedreiging zijn voor de
rechtsstaat in plaats van een ondersteuning?
A. Zaken als populisme en incidentenpolitiek tasten rechtswaarborgen en rechtsgelijkheid
aan, wat een bedreiging vormt voor de rechtsstaat.
B. Inherent aan democratie, is een bepaalde mate van pluralisme, waardoor de
rechtsstatelijkheid onder druk wordt gezet.
C. Opiniepeilingen en de grote mate van deliberatie binnen het bestuur vormen een grote
bedreiging voor de machtenscheiding.
D. Democratie tast de neutraliteit van het recht aan, waardoor de fundamenten van de
rechtsstaat onder druk komen te staan.

A

A. Zaken als populisme en incidentenpolitiek tasten rechtswaarborgen en rechtsgelijkheid
aan, wat een bedreiging vormt voor de rechtsstaat.

75
Q

Hoe ontstaat een rechtsstaat, bezien vanuit het sociologisch perspectief?
A. Via structuren en systemen en gedeelde cultuur en gedrag vanuit bestuurlijke instituties.
B. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via instituties
gereproduceerd worden.
C. Via vastlegging van recht(sprincipes) en beginselen van de rechtsstaat in de rechtsorde op zowel
het macro- als microniveau.
D. Door de normen en waarden en het gedrag in de samenleving te onderzoeken in relatie tot de
rechtsorde

A

B. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via instituties
gereproduceerd worden.

76
Q

Waarom is de bijlage een voorbeeld van de uitholling van de democratie? (bijlage 3)
A. Omdat de rechter op de stoel van de politiek gaat zitten.
B. Omdat de uitspraak van de rechter de rechtswaarborgen aantast.
C. Omdat de uitspraak van de rechter leidt tot rechtsinstrumentalisme.
D. Omdat de uitspraak van de rechter leidt tot juridisering.

A

A. Omdat de rechter op de stoel van de politiek gaat zitten.

77
Q

Uit NRC, 2 september 2020:
Als Grapperhaus om de rechtsstaat geeft, betaalt hij een boete
“Ongeluk 2: premier Rutte zei bij zijn wekelijkse persconferentie vorige week dat van hem
Grapperhaus geen „echte boete” hoefde te betalen voor het overtreden van de
anderhalvemeterregel. Want Ferd en zijn vrouw maakten allebei 390 euro over aan het Rode Kruis,
als boetedoening voor het overtreden van de coronaregels tijdens hun huwelijksviering, een bedrag
gelijk aan de boete voor het overtreden van de regel. Deze domme poging om de zaak te sussen veroorzaakte een lelijke rafel aan de rechtsstaat, die het ministerie van Justitie en Veiligheid juist
moet bewaken.”
Bij welke verklaring voor de rechtsstaat in de sociologische hoofdkleur komt, de hierboven
weergegeven analyse van het gedrag van premier Rutte als ‘een lelijke rafel aan de rechtsstaat’, het
dichtst in de buurt?
A. Bij de ‘social networks’ benadering van Granovetter.
B. Bij de systeembenadering van Luhmann.
C. Bij de rechtsvervreemdingstheorie van Hertogh.
D. Bij de individualiseringstheorie van Duyvendak en Hurenkamp.

A

B. Bij de systeembenadering van Luhmann.

78
Q

Het onderzoek van Holcombe en Rodet (2011) laat zien dat een grotere overheid bijdraagt aan meer
welvaart. Dat komt omdat:
A. Een grotere overheid de bestuurlijke elite rijker maakt en dit geld dus in de economie terecht
komt.
B. Een grotere overheid gepaard gaat met meer politie en dus meer veiligheid, wat leidt tot
meer welvaart.
C. Een grotere overheid meer investeert in rechtshandhaving in brede zin, inclusief
bescherming van grondrechten, en daarmee tot meer welvaart.
D. Een grotere overheid gepaard gaat met een materiële (‘substantive’) en dikkere
rechtsstaatversie, wat goed is voor de economie en de welvaart.

A

C. Een grotere overheid meer investeert in rechtshandhaving in brede zin, inclusief
bescherming van grondrechten, en daarmee tot meer welvaart.

79
Q

Wat is, volgens Locke, het tegenovergestelde van een rechtsstaat:
A. Wanorde.
B. Een dictatuur dan wel despotie.
C. Een ‘onrechtstaat’.
D. De afwezigheid van sociale grondrechten

A

B. Een dictatuur dan wel despotie.

80
Q

Welke verklaring biedt het sociologische perspectief voor het handhavingstekort in het door u
bestudeerde artikel van Nagelhout et al. (2014) ‘Als de inspecteurs slapen. Mysteryshoppen door
jongvolwassenen bij handhaving tabak- en alcoholwetgeving en de casus van overtredingen van het
rookverbod in cafés in de avond en nacht.’?
A. Er is geen sprake van spontane naleving omdat alcohol drinken en roken als ‘normaal’
worden beschouwd.
B. Er is sprake van schaarste bij de handhaving. Er zijn gewoonweg te weinig inspecteurs.
C. Er is gebrek aan ‘slimme’ handhaving: er moet bijvoorbeeld later op de avond gecontroleerd
worden, dan zijn de asbakken vaak weer op tafel gezet.
D. Doordat inspecties altijd aangekondigd worden, wordt op dat moment het ‘sociaal’ wenselijke
gedrag vertoont, maar dat slaat om als de inspecteur weer buiten staat

A

A. Er is geen sprake van spontane naleving omdat alcohol drinken en roken als ‘normaal’
worden beschouwd.

81
Q

Het kader van Tamanaha (2004), zoals behandeld in het boek (Zouridis 2021) en de colleges
is bruikbaar als analytisch hulpmiddel om verschillende rechtsstaatsbegrippen en -
benaderingen te plaatsen.
Welke benadering dwingt tot een afzijdige overheid die de vrijheid van burgers respecteert?
A. Een dun formeel rechtsstaatbegrip.
B. Een dun materieel rechtsstaatbegrip.
C. Een dik formeel rechtsstaatbegrip.
D. Een rechtsstaatbegrip zonder normatieve grondslag.

A

B. Een dun materieel rechtsstaatbegrip.

82
Q

In het door u bestudeerde artikel van de 8European Commission for Democracy through Law9
(de zogeheten 8Venice Commission9) laten de auteurs zien dat:
A. Er consensus kan worden gevonden in de noodzakelijke elementen die het concept
van de rechtsstaat moet bevatten om samen met mensenrechten en democratie de
pijlers van de EU zijn.
B. Er geen consensus gevonden kan worden in de rechtsstaatsbegrippen of invullingen
van de 8rule of law9 die worden gehanteerd in de verschillende lidstaten van de
Europese Unie.
C. Er consensus kan worden gevonden voor de noodzakelijke elementen binnen de
verschillende rechtsstaatbegrippen en de 8rule of law9
D. Door gebruik van de door hen ontwikkelde 8checklist9 in de bijlage van het artikel,
eenvoudig vastgesteld kan worden of er sprake is van een rechtsstaat of niet in een
staat.

A

C. Er consensus kan worden gevonden voor de noodzakelijke elementen binnen de
verschillende rechtsstaatbegrippen en de 8rule of law9

83
Q

Wat is de opvatting over legaliteit, die het beste past bij een zogenaamde 8dunne, formele
versie9 van de rechtsstaat?
De opvatting dat:
A. Het bestuurlijk handelen van de overheid een wettelijke grondslag moet hebben.
B. Het legaliteitsbeginsel overheidsoptreden kan begrenzen en een rechtsplicht tot
overheidsoptreden kan impliceren.
C. Hetgeen dat Dyzenhaus (2010) 8wicked legality9 noemt te voorkomen is.
D. Toetsing aan het rechtmatigheids-, i.p.v. het wetmatigheidsbeginsel afdoende is.

A

A. Het bestuurlijk handelen van de overheid een wettelijke grondslag moet hebben.

84
Q

Zouridis stelt in hoofdstuk 2 (8De superieure rechtsstaat9) van zijn boek (2021) het volgende:
<Kennelijk is er in hoogontwikkelde samenlevingen 8iets9 dat het maatschappelijk verkeer
smeert en dat 8bovenindividueel9 van aard is, of in ieder geval niet is terug te brengen tot
keuzes van individuen en hun gedrag.=
Hoe zou Durkheim het 8iets9 waar hier op gezinspeeld wordt, invullen?
Als:
A. De mate waarin mensen iets met elkaar doen: hoe meer ze samen doen, hoe rijker
het zogenoemde 8sociaal kapitaal9 wordt.
B. Het onderling vertrouwen, ondanks toenemende anonimiteit en schaalvergroting,
doordat de rechtsstaat als rechtsorde maatschappelijk verkeer kanaliseert.
C. Economische voorspoed vanwege een goede geografische ligging en de
aanwezigheid van een gematigd klimaat.
D. Bescherming van eigendom door wetgeving en daadwerkelijke handhaving, en
controle door een onpartijdige en onafhankelijke rechter.

A

B. Het onderling vertrouwen, ondanks toenemende anonimiteit en schaalvergroting,
doordat de rechtsstaat als rechtsorde maatschappelijk verkeer kanaliseert.

85
Q

Over het Urgenda-arrest stond het volgende in het NRC (Bleker/Van den Bos/Rijnhout in het
NRC:
<Nederland heeft zich verbonden aan de verplichtingen van diverse
mensenrechtenverdragen. Die verdragen bevatten natuurlijk geen concrete
klimaatverplichtingen, maar dat is ook niet hoe rechtsvinding werkt. (…) Bij de
interpretatie van het betrokken mensenrechtenverdrag mag de rechter rekening
houden met onder meer internationale beginselen, gedeelde waarden tussen
verdragsstaten, algemeen aanvaarde standaarden en inzichten uit de wetenschap.
En dat is precies wat de rechter heeft gedaan. Het klimaatbevel komt overeen met
het absolute minimum van wat er volgens de klimaatwetenschap, internationale
klimaatafspraken en tot voor kort ook de regering zelf noodzakelijk wordt geacht om
gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Het reductiedoel is dus niet uit de
lucht gegrepen. De rechter gaat ook niet op de stoel van de wetgever zitten, want
de politiek mag bepalen hoe de benodigde reductie wordt gerealiseerd.=
Welke rechtsstaattheorie is hiermee het meest verwant?
A. Die van Hobbes.
B. Die van Locke.
C. Die van Augustinus.
D. Die van MacCormick.

A

C. Die van Augustinus.

86
Q

In bepaalde buurten of wijken in Nederland is het veel 8normaler9 dan op andere plekken in
Nederland om bijvoorbeeld wiet te telen of belasting te ontduiken. De macrotheorieën van
Giddens en Luhmann zijn niet voldoende om deze variëteit te kunnen verklaren. Daarvoor is
een aanvullende verklaring nodig. Welke theorie zou hier logischerwijze aanvulling kunnen
bieden en de variëteit beter kunnen verklaren?
A. De 8mirror thesis9 van Tamanaha.
B. De 8social spheres9 van Galligan.
C. De 8death of common sense9 van Howard.
D. De theorie van MacCormick 8Most people most of the time9.

A

B. De 8social spheres9 van Galligan.

87
Q

In het boek (Zouridis 2021) wordt gesteld dat de rechtsstaat als rechtsorde en de rechtsstaat
als normatieve institutionele orde congruent moeten zijn. Waardoor wordt een dergelijke
congruentie mogelijk bedreigd?
A. Door modificerend recht, waarbij de wetgever via wetgeving de 8zeden van de natie
wil beïnvloeden9 en er dus op is gericht de samenleving te veranderen.
B. Door de mirrorthese van Tamanaha, waarbij de veronderstelling dat het recht de
samenleving weerspiegelt, door het gebrek aan insluiting van minderheidsperspectieven, niet volledig mogelijk is.
C. Door de relatief snelle groei in de afgelopen decennia van het modern bestuursrecht
met als gevolg daarvan afnemende rechtsbescherming voor burgers.
D. Door het 8I&We9 paradigma van Etzioni, dat stelt dat de keuzes van individuen, in
werkelijkheid rationeel noch individueel zijn.

A

A. Door modificerend recht, waarbij de wetgever via wetgeving de 8zeden van de natie
wil beïnvloeden9 en er dus op is gericht de samenleving te veranderen.

88
Q

Hoe ontstaat een rechtsstaat, bezien vanuit het sociologisch perspectief?
A. Door structuren en systemen vanuit verschillende bestuurlijke instituties.
B. Door vastlegging van recht(sprincipes) en kernbeginselen van de rechtsstaat in de
rechtsorde op zowel het macro- als microniveau.
C. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via instituties
gereproduceerd worden.
D. Door de normen en waarden en het gedrag in de samenleving te onderzoeken in
relatie tot de rechtsorde.

A

C. Door patronen in het collectieve gedrag en in collectieve waarden, die via instituties
gereproduceerd worden.

89
Q

Binnen de juridische hoofdkleur van de rechtsstaat is de begrenzing van de uitoefening van
publieke macht erg belangrijk. In zijn boek (2021) beschrijft Zouridis vier strategieën om
publieke macht binnen rechtsstatelijke kaders te houden.
Welke van de onderstaande stellingen over die vier strategieën is correct?
A. De angst voor publieke macht, in het bijzonder niet door recht gereguleerde publieke
macht leidt tot adversarial legalism, dat efficiënt is en extra rechtsbescherming en
duidelijkheid biedt aan burgers.
B. Rechtsstatelijkheid kan ook gewaarborgd worden met het creëren van zogeheten
8checks and balances9 via 8diffusion9 dan wel 8concentration9.
C. Via het reguleren van discretionaire ruimte of de beslissingsruimte die ontstaat bij
het creëren van publieke bevoegdheden kan alleen via metanormen dan wel
metaregels worden gestuurd.
D. Controle door de onafhankelijke rechter, met als sluitstuk de Hoge Raad, is binnen
het bestuursrecht de mogelijkheid om achteraf het bestuur te dwingen
verantwoording af te leggen.

A

B. Rechtsstatelijkheid kan ook gewaarborgd worden met het creëren van zogeheten
8checks and balances9 via 8diffusion9 dan wel 8concentration9.

90
Q

In het boek (Zouridis 2021) wordt in hoofdstuk 9 gesproken over 8procedural justice9. Het
onderzoek van Tyler (2006), het 8procedural justice model9 laat daarbij in de kern zien dat:
A. Burgers bereid zijn regels na te leven als deze voldoen aan de eisen van procedurele
rechtvaardigheid.
B. De punitiviteitskloof een legitimiteitstekort of -daling kan verklaren.
C. De instrumentele benadering van nalevingsgedrag doorslaggevend is voor de
verklaring of mensen zich aan de wet houden.
D. Er sprake is van twee aspecten van legaliteit: de gevoelde plicht om de wet na te
leven en steun voor het procedurele aspect ervan.

A

A. Burgers bereid zijn regels na te leven als deze voldoen aan de eisen van procedurele
rechtvaardigheid.

91
Q

In hoofdstuk 2 (8de superieure rechtsstaat9) van het boek van Zouridis (2021) wordt
onderzocht waar 8generiek sociaal vertrouwen9 (het vertrouwen dat mensen in het
algemeen hebben in andere mensen) vandaan komt.
We zien nu, dat het door de coronamaatregelen voor veel mensen veel lastiger is om elkaar
(fysiek) te ontmoeten en samen dingen te doen. Of dat nu gaat om sporten na je werkdag, je
collega9s op het werk bij de koffieautomaat spreken, of medestudenten op de campus
ontmoeten, samen een kerstborrel bijwonen, het gebeurt minder en is veel minder
vanzelfsprekend dan voorheen.
Waarom zouden deze afnemende sociale contacten, waarbij mensen samen dingen doen,
uiteindelijk een negatieve invloed op dat generiek sociaal vertrouwen kunnen hebben?
Omdat:
A. Putnam (2000) aangeeft dat generiek sociaal maatschappelijk vertrouwen ontstaat
door samen dingen te doen, of het nu sporten is, of samen een politieke partij
oprichten.
B. Mensen elkaar nu niet fysiek ontmoeten, maar online via sociale media (algoritmen)
continue in dezelfde 8bubbel9 blijven hangen en geen tegenspraak meer zien en
continue hun eigen zienswijze bevestigd zien.
C. De transactiekosten van sociale contacten, aldus Keynes (1936) op deze manier
enorm toenemen. Zelftesten kosten niet alleen geld maar ook tijd, verplichte isolatie
maakt reizen en handelscontacten moeizaam en kostbaar.
D. Roofzuchtig gedrag nu minder snel en gemakkelijk wordt aangepakt, zoals Pinker
(2011) stelt. Op internet en sociale media kan iedereen schrijven wat hij of zij wil, of
dit nu op feiten of fabels is gebaseerd.

A

A. Putnam (2000) aangeeft dat generiek sociaal maatschappelijk vertrouwen ontstaat
door samen dingen te doen, of het nu sporten is, of samen een politieke partij
oprichten.

92
Q

Lees de zin hieronder:
8Rechtstatelijkheid is eerder een resultante van politiek-bestuurlijke dilemma9s, routines en
mechanismen die het gedrag van het openbaar bestuur sturen dan van enkel de wet.9
Deze zin past het beste bij:
A. De politieke rationaliteit van Snellen.
B. De klassieke bureaucratie van Weber.
C. Het sociaalwetenschappelijk perspectief.
D. Het bestuurswetenschappelijk perspectief

A

D. Het bestuurswetenschappelijk perspectief

93
Q

Voldoende staatsmacht en afdoende begrenzing daarvan zijn van belang voor de
rechtsstaat. Draagt een goed functionerende bureaucratie ook bij aan het functioneren van
een rechtsstaat?
A. Nee, doordat er sprake van lange wachttijden en ingewikkelde procedures neemt het
vertrouwen af en wordt innovatie (met bijbehorende investeringen) belemmerd.
B. Ja, het is de betrouwbaarheid van het systeem dat het vertrouwen erin bevordert en
wat leidt tot door voorspelbaarheid en een langetermijnoriëntatie.
C. Nee, doordat het uiteindelijk niet mogelijk is om procedurele rechtvaardigheid met
individueel maatwerk te combineren (zoals bij de Toeslagenaffaire).
D. Ja, doordat maatschappelijke orde (contracten en eigendom) worden gehandhaafd
en er politieke stabiliteit ontstaat.

A

B. Ja, het is de betrouwbaarheid van het systeem dat het vertrouwen erin bevordert en
wat leidt tot door voorspelbaarheid en een langetermijnoriëntatie.

94
Q

Hoe werkt de rechtsstaat in de concrete uitvoerings- en handhavingspraktijk (dat wil zeggen:
bij de uitvoerders die concrete beslissingen moeten nemen bij de politie, het OM, de
belastingdienst, ed.) zoals we kunnen afleiden uit het onderzoek zoals besproken in het boek
van Zouridis (2021)?
Het werk van deze uitvoerders wordt het beste gekenmerkt door:
Een combinatie van:
A. Bureaucratie en trage besluitvorming door schaarste in personeel.
B. Discretionaire ruimte en daardoor grootschalige fraudemogelijkheden.
C. Schaarste en discretionaire ruimte die dwingt tot het maken van keuzes.
D. Bureaucratische handelingseisen en 8red tape9 dat resulteert in de rechtsstaat

A

C. Schaarste en discretionaire ruimte die dwingt tot het maken van keuzes.

95
Q

Lees de onderstaande tekst, (uit: Eenvandaag) en geef vervolgens antwoord op de vraag:
<Van Harreveld doet samen met team van collega’s aan de Universiteit van Amsterdam
onderzoek naar de psychologische achtergronden van het naleven van de gedragsregels
rondom corona. Naast dat de angst voor het virus minder is, worden volgens Van Harreveld
de regels ook steeds ingewikkelder. 8De regel ‘blijf binnen’, is makkelijker op te volgen dan
een regel als ‘vermijd drukte’. Wat is drukte? Hoe vermijd je drukte in een grote stad? Ook in
winkels zijn de regels steeds anders. Je moet jezelf bij iedere winkel afvragen; hoe zit het
hier? Welke pijlen moet ik hier volgen? Het wordt er niet makkelijker op.”
Welke verklaring voor niet-naleving van de coronaregels van de socioloog Luhmann herkent
u in dit stukje?
A. Er is minder angst voor het coronavirus en mensen zijn 8klaar9 met het virus;
daardoor leven mensen de regels niet goed na.
B. Het naleven van regels is in een samenleving een keuze op basis van een individuele
risico-afweging en het risico van het coronavirus is nu eenmaal niet groot voor veel
mensen.
C. De regels zijn niet eenduidig en daardoor communiceert het rechtssysteem
onvoldoende wat rechtmatig en onrechtmatig is.
D. Omdat mensen zich niet zo veel meer aantrekken van wat anderen vinden, houden
ze zich minder aan de coronaregels.

A

C. De regels zijn niet eenduidig en daardoor communiceert het rechtssysteem
onvoldoende wat rechtmatig en onrechtmatig is.

96
Q

Deze wet en in het bijzonder de reactie van Nanninga, zoals beschreven in de bijlage, wijzen
op het domeinconflict tussen (bijlage 1):
A. De juridische en de politieke rationaliteit.
B. De politieke en de economische rationaliteit.
C. De politieke en de psychologische rationaliteit.
D. De technisch-sociaalwetenschappelijke en politieke rationaliteit.

A

D. De technisch-sociaalwetenschappelijke en politieke rationaliteit.

97
Q

Van welk leerstuk lijkt de casus zoals beschreven in bijlage 1 een illustratie?
A. Gebrek aan institutioneel vertrouwen.
B. Het zogenoemde 8bureaucratisme9.
C. Het zogenoemde 8wegwerprecht9.
D. Responsabilisering van handhaving.

A

C. Het zogenoemde 8wegwerprecht9.

98
Q

8Bestuur wordt steeds meer een juridische kwestie, waarbij taken van organen worden
uitgedrukt als rechtsplichten, verhoudingen tussen bestuursorganen onderling en tussen
burgers en overheid rechtsverhoudingen worden enzovoort.9
Welk concept wordt in het citaat hierboven omschreven?
A. Juridisering.
B. Rechtsstatelijk bestuur.
C. Juridische rationaliteit.
D. Regelgerichtheid.

A

A. Juridisering.

99
Q

Guido stelt na het lezen van het boek van Zouridis (2021) dat het hem duidelijk is geworden
dat televisieprogramma9s zoals 8de rijdende rechter9 of 8voor de rechter9 en responsiviteit en
het openstellen van het recht een grote bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van een
institutionele crisis van de rechtsstaat. Bent u het met Guido eens?
A. Ja; de procesparadox wordt op die wijze immers vervangen door de materiele
verantwoordelijkheid.
B. Nee; deze drie genoemde oplossingsrichtingen zijn niet voor iedereen toegankelijk,
waardoor alleen een selecte groep haar recht kan halen.
C. Ja; want op deze wijze zo wordt het rechtsstaatbewustzijn door juristen op televisie
extra uitgelegd.
D. Nee; deze voorbeelden zullen de vicieuze spiraal van de institutionele crisis van de
rechtsstaat eerder versterken.

A

D. Nee; deze voorbeelden zullen de vicieuze spiraal van de institutionele crisis van de
rechtsstaat eerder versterken.

100
Q

Indien de maatschappelijke steun voor rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en legaliteit
afneemt, dan wordt dat ook wel genoemd:
A. Een handhavingstekort.
B. Een verankeringstekort.
C. Een domeinconflict.
D. Waardenpluralisme.

A

B. Een verankeringstekort.

101
Q

Zowel aan de outputzijde als aan de inputzijde van bestuur is het onpartijdigheidsbeginsel
van toepassing. Welk van onderstaande antwoorden legt dit beginsel het beste uit én heeft
een passend voorbeeld?
A. Het onpartijdigheidsbeginsel is een rechtsnorm die de machtenscheiding behelst. Een
voorbeeld waar het onpartijdigheidsbeginsel fout gaat is in Polen waar de regering
een sterkte greep heeft op de gerechtelijke instanties.
B. Het onpartijdigheidsbeginsel houdt in dat er wordt bestuurd zonder aanziens des
persoons. Een voorbeeld is de kinderopvangtoeslagenaffaire waarbij er geen
rekening werd gehouden met persoonlijke situaties van burgers.
C. Het onpartijdigheidsbeginsel betekent dat het gedrag van bestuur moet berusten op
het recht. Een voorbeeld is de kinderopvangtoeslagenaffaire waarbij artikel 26 van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen strikt werd toegepast.
D. Het onpartijdigheidsbeginsel stelt dat rechtsverhoudingen tussen bestuursorganen
en bestuurslagen juridisch vastgelegd dienen te zijn. Een voorbeeld is de afspraak
tussen het OM en de politie hoeveel zaken er jaarlijks kunnen worden vervolgd.

A

B. Het onpartijdigheidsbeginsel houdt in dat er wordt bestuurd zonder aanziens des
persoons. Een voorbeeld is de kinderopvangtoeslagenaffaire waarbij er geen
rekening werd gehouden met persoonlijke situaties van burgers.

102
Q

Welk van onderstaande situaties is een voorbeeld van een handhavingstekort?
A. Het door de gemeente gedogen van de weigering van restaurant Waku Waku om
bezoekers te controleren op een coronapas.
B. Het Openbaar Ministerie dat zelf steeds zwaardere zaken afhandelt buiten de rechter
om.
C. De verplichting van het kabinet aan vier gemeenten om asielzoekers op te vangen.
D. Het kabinet dat naar aanleiding van het aangekondigde vertrek van Shell uit
Nederland polst of de dividendtaks alsnog kan worden afgeschaft

A

A. Het door de gemeente gedogen van de weigering van restaurant Waku Waku om
bezoekers te controleren op een coronapas.

103
Q

De drie hoofdkleuren uit het boek hebben ieder een eigen perspectief over de institutionele
crisis van de rechtsstaat. Welke hoofdkleur kan bijlage 2 gebruiken als onderbouwing?
A. De juridische hoofdkleur.
B. De bestuursrechtelijke hoofdkleur.
C. De sociologische hoofdkleur.
D. Alle drie de hoofdkleuren

A

D. Alle drie de hoofdkleuren

104
Q

Kagan (1978) beschrijft vier typen modaliteiten van regeltoepassing. Welk type modaliteit
herkent u in bijlage 2?
A. Judiciële modaliteit
B. Legalisme
C. Ongeautoriseerde discretie
D. 8Retreatism9

A

B. Legalisme

105
Q

In bijlage 2 wordt benoemd dat de fiscus bewust stukken achterhield. Waarvan is dit een
uiting?
A. Het uitvoeringstekort
B. Een institutionele crisis van de rechtsstaat
C. Discretionaire ruimte
D. 8Wicked legality

A

A. Het uitvoeringstekort

106
Q

Tijdens een debat stelt Chris dat juist en zelfs bij uitstek binnen het juridisch perspectief
overduidelijk sprake is van een institutionele crisis van de rechtsstaat.
Waarom heeft Chris het NIET bij het juiste eind?
A. Zouridis (2021) stelt dat er pas sprake kan zijn van een institutionele crisis als alle drie
de perspectieven 8rot9 in de rechtsstaat erkennen.
B. Ondanks dat het klopt dat burgerlijke rechten en vrijheden worden aangetast, is er
geen sprake van een afbrokkelend rechtsbewustzijn in de waardensets van burgers,
waardoor er juist geen sprake kan zijn van een institutionele crisis.
C. Uit onderzoek blijkt dat in tegenstelling tot wat het juridisch perspectief beweert er
juist meer sprake is van een genormeerd bestuurd en dat grondrechten beter
worden beschermd.
D. Uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een mismatch tussen rechtsstatelijke
waarden en gedeelde waarden in Nederland. De uitspraak dat er sprake is van een
institutionele crisis van de rechtsstaat in het juridisch perspectief moet dus
genuanceerd worden.

A

C. Uit onderzoek blijkt dat in tegenstelling tot wat het juridisch perspectief beweert er
juist meer sprake is van een genormeerd bestuurd en dat grondrechten beter
worden beschermd.

107
Q

Het kabinet werkt aan een wet om de verkoop van messen aan minderjarigen, in winkels en
online, te verbieden. Ook het voor handen hebben van een mes of steekwapen wordt voor
minderjarigen nog duidelijker verboden. Dit messenverbod duidt op:
A. Uitholling van de democratie.
B. Het uitvoeringstekort.
C. Schaarste in de uitvoering.
D. Juridisering

A

D. Juridisering

108
Q

Beleid komt volgens Snellen tot stand als tegelijkertijd aan verschillende rationaliteiten
wordt voldaan. Welke vier rationaliteiten onderscheidt Snellen?
A. Politieke, juridische, economische en technisch-sociaalwetenschappelijke
rationaliteit.
B. Sociaal-culturele, economische, demografische en technologische rationaliteit.
C. Juridische, ecologische, electorale en technocratische rationaliteit.
D. Constitutionele, historische, sociologische, en organisatorische rationaliteit

A

A. Politieke, juridische, economische en technisch-sociaalwetenschappelijke
rationaliteit.

109
Q

Welk van onderstaande stellingen is correct?
A. Juridisering wordt veroorzaakt doordat de wetgever de ontwikkelingen m.b.t.
rechtsbescherming aan de rechter heeft overgelaten i.p.v. zich er zelf mee bezig te
hebben gehouden.
B. Het bestuur is zelf de oorzaak van juridisering, doordat het bestuur het idee heeft dat
de samenleving maakbaar is.
C. Een belangrijke oorzaak van juridisering is de sociale rechtsstaat, aangezien de
functies van de sociale rechtsstaat meer presterend, arbitrerend en sturend beleid
veronderstellen.
D. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

A

D. Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

110
Q

MacCormick (2007) stelt dat voor een rechtsstaat nodig is dat 8most people most of the time
refrain from what the law stigmatizes as wrongdoing9. Hiermee bedoelt hij dat:
A. In een rechtsstaat altijd meer dan 80% van de burgers achter de norm moeten staan.
B. De punitiviteitskloof eigenlijk niet vast is te stellen bij rechtsvervreemding.
C. Een rechtsstaat in de basis een juridische orde is met normbesef.
D. De rechtsstaat gebouwd is op de normatieve orde in de samenleving

A

D. De rechtsstaat gebouwd is op de normatieve orde in de samenleving

111
Q

Om de rechtsstatelijkheid te waarborgen worden er verschillende strategieën gebruikt. Een
van die strategieën is het reguleren van de discretionaire ruimte is van het bestuur. Toch kan
deze strategie rechtsstatelijkheid ook in de weg zitten. Waarom?
A. Meer regulering van het bestuur betekent meer juridisering waardoor taken en
relaties van en tussen overheden vooral worden uitgedrukt als rechtsplichten.
B. Het effect van (nog) meer regels om de discretionaire ruimte te begrenzen leidt
paradoxaal juist vaak tot een toename aan discretionaire ruimte.
C. Door een toename aan regels zal legalisme optreden.
D. Het reguleren van de discretionaire ruimte gaat uit van een wantrouwen jegens het
bestuur, dat vormt geen goede basis voor het bestuur.

A

B. Het effect van (nog) meer regels om de discretionaire ruimte te begrenzen leidt
paradoxaal juist vaak tot een toename aan discretionaire ruimte.

112
Q

Wat bedoelt Kagan (2001) met 8adversarial legalism9 en tot wat kan dit leiden?
A. De term doelt op doorgeschoten legalisme, waarbij het bestuur het naleven van de
regels als doel op zich stelt. Dit kan leiden tot rechtsinstrumentalisme.
B. Het betreft de term voor een veelheid aan tegenstrijdige regels waar het bestuur
mee te kampen heeft. De tegenstrijdige regels kunnen leiden tot ongelijkheid.
C. Met de term wordt een fundamenteel wantrouwen uitgedrukt, wat tot doorgeslagen
juridisering kan leiden.
D. De term wordt gebruikt om het proces te beschrijven waarbij overregulering aan
wordt gepakt en wordt vervangen door materiele waarborgen. Dit kan leiden tot een
verminderd handhavingstekort.

A

C. Met de term wordt een fundamenteel wantrouwen uitgedrukt, wat tot doorgeslagen
juridisering kan leiden.

113
Q

Een van de oplossingen om de vicieuze spiraal van een institutionele crisis te doorbreken is
meer uitvoering en handhaving die 8werkt9. Hierbinnen zijn drie strategieën benoemd door
Zouridis (2021). Welke zijn dit?
A. Overregulering aanpakken, investeren in informele instituties en het rechtsstatelijk
ethos versterken.
B. Capaciteit en kwaliteit versterken, de uitvoering slimmer maken en meer
samenwerking tussen uitvoerders.
C. Een waakhond voor wegwerprecht instellen, rem op de regelproductie,
responsabilisering van uitvoering en handhaving.
D. Toppen van uitvoeringsinstituties zelf verantwoording laten afleggen, het gebruik van
netwerken waarin burgers zich bewegen en het bouwen op de morele intuïtie.

A

B. Capaciteit en kwaliteit versterken, de uitvoering slimmer maken en meer
samenwerking tussen uitvoerders.

114
Q

Rechtsinstrumentalisme houdt in dat het recht wordt gezien als een instrument ten dienste
van een bepaald (sociaal) doel.
Wat is ONJUIST aan bovenstaande omschrijving van rechtsinstrumentalisme?
A. De omschrijving is te beperkt. Er dient toegevoegd te worden dat het recht wordt
onderworpen aan particuliere belangen.
B. De omschrijving is fout. Rechtsinstrumentalisme wil namelijk zeggen dat het recht
kaders en grenzen biedt waarbinnen overheidsbeleid kan worden gecreëerd.
C. De omschrijving mist nuance. Rechtsinstrumentalisme benadrukt namelijk
verschillende waarden in de samenleving.
D. De omschrijving is te ruim. Er is immers sprake van rechtsinstrumentalisme zodra het
recht wordt ingezet als instrument, ongeacht waartoe dat instrument dient.

A

A. De omschrijving is te beperkt. Er dient toegevoegd te worden dat het recht wordt
onderworpen aan particuliere belangen.

115
Q

In het nawoord refereert Zouridis (2021) aan Rosa (2016) die waarschuwt voor het grote
nadeel dat vasthangt aan de vervalsnelheid waar de westerse wereld in terecht is gekomen.
Wat houdt deze vervalsnelheid in en welk groot nadeel heeft dit volgens Rosa (2016)?
A. Het betekent dat ervaringen en instituties steeds korter mee gaan en sneller
vervangen moeten worden. Het nadeel is dat burgers vervreemd raken van de
maatschappelijke instituties en van de wetten in de samenleving.
B. Het betekent dat er steeds meer wegwerprecht wordt geïmplementeerd die regels
en beginselen door bestuurders ondergeschikt maken aan de politieke opportuniteit.
Het grote nadeel hiervan is dat er snel een verankeringskloof ontstaat.
C. Het betekent dat burgers meer en meer zijn geïndividualiseerd. Burgers groeperen
en hergroeperen zich spontaan naar aanleiding van omstandigheden. Het nadeel
hiervan is het ontstaan van een flipperkastpolitiek.
D. Het betekent dat de rechtsstaat steeds minder rust op een normatieve
maatschappelijke orde. Het nadeel dat hieraan kleeft is dat de rechtsstaat in
toenemende mate dwingend de orde moet handhaven.

A

A. Het betekent dat ervaringen en instituties steeds korter mee gaan en sneller
vervangen moeten worden. Het nadeel is dat burgers vervreemd raken van de
maatschappelijke instituties en van de wetten in de samenleving.

116
Q

De Winter en Hertogh (2021) beschrijven in het door u gelezen artikel 8Persoonsgerichte
handhaving van de socialezekerheidswetgeving9 twee benaderingen voor naleving: Een
instrumentele en een normatieve. Wat houden deze benaderingen in?
A. De instrumentele benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door de
mate waarin mensen wel of niet betrokken worden bij besluitvorming. De
normatieve benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed als voor mensen
duidelijk is welke normen, kaders en toetsen worden gehanteerd.
B. De instrumentele benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door
persoonlijke voor- en nadelen die mensen menen te ondervinden als gevolg van
naleving. De normatieve benadering gaat ervan uit dat het gedrag van mensen wordt
beïnvloed door wat zij zelf rechtvaardig vinden.
C. De instrumentele benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door de
kwaliteit van dienstverlening van het publiek orgaan. De normatieve benadering gaat
ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door de mate van rechtsplicht die mensen
voelen.
D. De instrumentele benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door de
ervaringen en percepties die mensen hebben van het publieke orgaan. De
normatieve benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door de mate
van vertrouwen die mensen voelen.

A

B. De instrumentele benadering gaat ervan uit dat naleving wordt beïnvloed door
persoonlijke voor- en nadelen die mensen menen te ondervinden als gevolg van
naleving. De normatieve benadering gaat ervan uit dat het gedrag van mensen wordt
beïnvloed door wat zij zelf rechtvaardig vinden.

117
Q

Zouridis (2021) concludeert dat er sprake is van een institutionele crisis. Er is namelijk sprake
van een eroderende rechtsstaat als normatieve institutionele orde zoals die in het gedrag tot
uitdrukking komt. Wat bedoelt Zouridis (2021) hiermee?
Dat er:
A. Een kloof bestaat tussen de normatieve institutionele orde en de juridisch
bestuurlijke praktijk.
B. Sprake is van een groeiende afname van maatschappelijke steun voor de
fundamenten van de rechtsstaat.
C. Sprake is van een groeiende niet-naleving in combinatie met een groeiend
handhavingstekort.
D. Sprake is van overregulering, een uitgeholde democratie en een afnemend
vertrouwen in de bestuurlijke instituties.

A

C. Sprake is van een groeiende niet-naleving in combinatie met een groeiend
handhavingstekort.

118
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een rechtsstaat vanuit het bestuurswetenschappelijk perspectief?
A. Onpartijdig en door algemeenheid geleid bestuur.
B. Tegenmacht en rechtsstaatsbewustzijn.
C. Autonomie en gelijkwaardigheid.
D. Machtenscheiding en een constitutioneel toetsingsverbod.

A

A. Onpartijdig en door algemeenheid geleid bestuur.

119
Q

Quinten en Aida spreken over de mogelijkheden om 8het tij te keren9 van de rechtsstaat. Een
van de ideeën die Aida oppert is de 8law implosion9. Quinten zegt dat een 8law implosion9
alleen niet afdoende is. Waarom?
A. 8Law implosion9 als reactie op 8law explosion9 leidt tot het wegvallen van kaders en
recht waar uitvoeringsorganisaties op steunen. Hierdoor ontstaat er een zogenaamd
8normeringsgat9 waardoor uitvoerders niet meer aan de eisen van legaliteit,
rechtsgelijkheid en rechtszekerheid kunnen voldoen.
B. De veelheid aan regels die is ontstaan n.a.v. de 8law explosion9 heeft een
ondermijnende werking op het vertrouwen. Minder regulering leidt niet
noodzakelijkerwijs tot een vergroot vertrouwen. Er moeten dus ook mechanismen
ontwikkeld worden om het vertrouwen te versterken.
C. 8Law implosion9 zal leiden tot een afname aan wet- en regelgeving, maar dat leidt
niet noodzakelijkerwijs tot een afname van de schaarste in de uitvoering. Het is zaak
om bij een 8law implosion9 te investeren in de uitvoeringstekorten.
D. 8Law implosion9 kan op korte termijn zorgen voor afname van overregulering. De
wet- en regelgeving die wel blijft bestaan, dient dan echter wel te resoneren met de
rechtstaatsinstituties en de morele intuïtie van burgers. Naast een 8law implosion9
moet er dus geïnvesteerd worden in collectieve banden tussen rechtsstaat en burger.

A

B. De veelheid aan regels die is ontstaan n.a.v. de 8law explosion9 heeft een
ondermijnende werking op het vertrouwen. Minder regulering leidt niet
noodzakelijkerwijs tot een vergroot vertrouwen. Er moeten dus ook mechanismen
ontwikkeld worden om het vertrouwen te versterken.

120
Q

Nonet en Selznick onderscheiden, op basis van een historische analyse van de ontwikkeling
van het recht, drie typen recht. Welke typen recht zijn dit?
A. Autonoom, responsief en modificerend recht.
B. Repressief, autonoom en responsief recht.
C. Codificerend, modificerend en repressief recht.
D. Activistisch, repressief en participatief recht.

A

B. Repressief, autonoom en responsief recht.