Marketing strategie Flashcards

1
Q

Wat is een marketingplan?

A

Een marketingplan is een rapport dat omschrijft hoe een onderneming de marketingmix combineert en tracht met deze combinatie te voldoen aan de wensen en behoeften van de klant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beschrijf de 4 stappen van het strategische marketing planning model.

A

stap 1: bepalen van de bedrijfsmissie.
stap 2: doelstellingen bepalen
stap 3: ontwerpen van de business portfolio
stap 4: plannen van de marketing strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de 3 niveau’s waarop je doelstelling kunt bepalen?

A
  • Ondernemingsniveau:
  • SBU (Strategic Business Unit)-niveau:
  • Product-/marktniveau:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een Strategic business unit (strategische bedrijfseenheid, SBU)?

A

Bedrijfsonderdelen met een eigen missie en doelstellingen, waarvoor een onafhankelijke planning opgesteld kan worden. Dit kan een divisie zijn, een productlijn binnen een divisie of zelfs een enkel product of merk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is stap 1 bij het maken van een business portfolio?

A

Stap 1 - Bestaande portfolio analyseren en evalueren:
• Hoe aantrekkelijk is de markt waarin de SBU zich bevindt? (marktgroei)
• Wat is de positie van de SBU in die markt? (relatief marktaandeel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benoem de 4 BCG-matrix investeringsstrategieën

A
  • stars
  • question marks
  • cows
  • dogs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beschrijf de 4 BCG-matrix investeringsstrategieën

A

• BUILD – groeien
Investeren om marktaandeel te vergroten
Met name geschikt voor question marks (om deze in stars om te zetten)
• HOLD – handhaven
Investeren om positie te behouden. Met name geschikt voor (lucratieve) cash cows
• HARVEST – oogsten
“uitmelken” voor korte termijn opbrengsten (daarbij geen rekening houden met lange termijn effect)
Geschikt voor sommige question marks, dogs en dubieuze cash cows
• DIVEST – desinvesteren
Verkopen of laten uitlopen zonder verdere investeringen. Geschikt voor dogs en bepaalde question marks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is stap 2 bij het maken van een business portfolio?

A

Stap 2 - (Groei)strategieën bepalen voor portfolio
• Na het analyseren en evalueren SBU’s….
• TOEKOMST: hoe verder, hoe groei realiseren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem de 4 entree strategieën van de product-marktexpansiematrix van Ansoff

A
  1. marktpenetratie
  2. productontwikkeling
  3. marktontwikkeling
  4. diversificatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benoem de 4 stappen van het planning proces

A
  1. Analyse
  2. planning
  3. implementatie
  4. controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem 4 punten die waarde creëren voor doelconsumenten.

A
  1. segmentatie
  2. doelgroepkeuze
  3. positionering
  4. differentiatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is marktsegmentatie?

A

Het proces waarbij consumenten worden ingedeeld in duidelijk onderscheiden groepen met gelijksoortige behoeften, kenmerken of gedrag. Deze groepen vereisen mogelijkerwijs andere producten of een andere marketingmix.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beschrijf de (on)afhankelijke marktsegmentatiecriteria voor gebruikersmarkten

A

Onafhankelijk van het product
• geografisch: regio, gebiedsgrootte, stadsgrootte, dichtheid, klimaat
• demografisch: leeftijd, geslacht, inkomen etc.
• psychografisch: sociale klasse, lifestyle, persoonlijkheid

Afhankelijk van het product
• gedrag: aanleiding tot koop, gezocht voordeel, gebruikersstatus, gebruikshoeveelheid, loyaliteit etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

beschrijf de segmentatiecriteria voor B2B-markten

A

Algemeen

  • geografisch
  • demografisch (bedrijfstak, grootte van bedrijf)
  • gedrag (gezochte voordelen, gebruiksfrequentie, loyaliteit)

operationele kenmerken
inkoopmethode
persoonlijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beschrijf de segmentatie van internationale markten

A
  • Geografische locatie
  • Economische factoren
  • Politieke en juridische factoren
  • Culturele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is Intermarktsegmentatie?

A

Intermarktsegmentatie: clusters consumenten vormen die internationaal dezelfde kenmerken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de 5 vereisten voor effectieve segmentatie?

A
  • meetbaar
  • toegankelijk / bereikbaar
  • (voldoende) omvang
  • differentieerbaar
  • bewerkbaar voor de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een doelgroep?

A

een groep kopers met gemeenschappelijke behoeften of kenmerken die het bedrijf besluit te bedienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

benoem de 4 marktbenaderingsstrategieën

A
  • Ongedifferentieerde marketing
  • Gedifferentieerde marketing
  • Geconcentreerde marketing (of nichemarketing)
  • Micromarketing (lokale of individuele marketing)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

beschrijf de ongedifferentieerde marktbenaderingsstrategie.

A

voordelen:
- eenvoudig en goedkoop

nadelen:
- negeert behoeften en wensen van specifieke segmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

beschrijf de gedifferentieerde marktbenaderingsstrategie

A

voordelen:
- voldoet aan behoeften en wensen van specifieke segmenten

nadelen:
- complex om uit te voeren en zeer kostbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

beschrijf de geconcentreerde (niche) marktbenaderingsstrategie

A

voordelen:
- voldoet aan behoeften en wensen van specifieke segmenten en is uitvoerbaar en betaalbaar

nadelen:
- gevaar dat bedrijf ‘verkeerde’ segmenten kiest en dat de concurrenten deze en andere segmenten succesvoller bewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

beschrijf de micromarketing marktbenaderingsstrategie

A

voordelen:
- voldoet aan behoeften en wensen van kleine subsegmenten en is zeer uitvoerbaar en betaalbaar

nadelen:
- zelfde als bij geconcentreerde marketing en tevens nadelen op gebied van verminderde schaalvoordelen, logistieke problemen en verwatering van imago

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is differentiatie?

A

Bedrijven onderscheiden hun marktaanbod van de concurrenten om superieure waarde voor de klant te creëren.
Stappen:
1. Mogelijke waardeverschillen en concurrentievoordelen vaststellen
2. De juiste concurrentievoordelen kiezen
3. De positioneringsstrategie kiezen en implementeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waarop kun je differentiëren?

A

• Functionele voordelen:

- product
- service
- verkoopkanalen 
- mensen

• Emotionele voordelen
- imago

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe kies je de juiste concurrentieverschillen? en noem de 7 verschillen.

A

Hoeveel verschillen benadrukken?
• één of enkele verschillen
• Unique Selling Proposition

Welke verschillen benadrukken?
•	belangrijk voor afnemer
•	onderscheidend
•	superieur
•	communiceerbaar
•	exclusief
•	betaalbaar
•	winstgevend
27
Q

wat is positionering?

A

Het realiseren van een (relatieve) positie van een organisatie, business unit, merk of product in de perceptie van afnemers, ten opzichte van vergelijkbare concurrenten.

28
Q

noem 5 positioneringsstrategieën

A
  • producteigenschappen
  • prijs-kwaliteitverhouding
  • benefits
  • gebruiksgelegenheid
  • gebruikersgroep
  • expressieve waarden
  • persoonlijkheden
  • activiteiten
  • oorsprong van producten
  • cultpositionering
  • samen met andere merken
  • tegenover de concurrentie
  • productklasse
29
Q

benoem de 3 niveaus van de marktomgeving

A
  1. micro (intern, het bedrijf)
  2. meso (leveranciers, concurrenten, consumenten, afnemers, distributeurs, publieksgroepen, marktstructuren)
  3. macro (DESTEP ontwikkelingen)
30
Q

wat is het doel van de Interne analyse (micro-omgeving)?

A

vaststellen wat de uitgangspunten zijn en welke competenties (sterke en zwakke punten) de organisatie heeft om haar doelstellingen te bereiken.

31
Q

benoem de 4 onderdelen van de interne analyse

A
  1.  Analyse van de strategische uitgangspunten: missie, werkterrein, strategische doelstellingen, gevolgde strategie
  2.  Financiële analyse: is het bedrijf gezond? Is er ruimte voor investeringen?)
  3.  Analyse van afdelingen: als R&D, productie, HRM (waardeketen)
  4.  Marketinganalyse: wat heeft marketing aan resultaten opgeleverd? (accountability)
32
Q

wat is marketing accountability?

A

Het verantwoorden van marketingactiviteiten door het leggen van een relatie tussen een bepaalde marketinginspanning en het effect daarvan.

Hiervoor is het nodig te werken met maatstaven voor onder andere:

  •  Product(groep)en: omzet, winst, marktaandeel
  •  Merken: bekendheid, imago, waarde
  •  Klanten: klanttevredenheid, aantal nieuwe/behouden klanten, customer lifetime value, customer equity
33
Q

welke 6 soorten afzetmarkten zijn er bij de externe analyse (meso omgeving)?

A
  1. Consumentenmarkt: consumenten
  2. Industriële markt: bedrijven
  3. Wederverkopersmarkt: groothandelaren, detaillisten, importeurs
  4. Institutionele markt: ziekenhuizen, scholen, gevangenissen en dergelijke
  5. Overheidsmarkt: overheidsinstellingen
  6. Internationale markt: buitenlandse kopers (alle soorten)
34
Q

benoem de 2 speciale vormen van B2C EN B2B marketing.

A

Detailhandelsmarketing = B2C
Marketing van detaillisten gericht op consumenten
Voorbeeld: supermarkt biedt Coca-Cola aan voor actieprijs aan consumenten

Detaillistenmarketing = trade marketing = B2B
Marketing van fabrikanten gericht op detaillisten
Voorbeeld: Coca-Cola ondersteunt supermarkt door mee te betalen aan actie en displays ter beschikking te stellen.

35
Q

wat zijn leveranciers?

A

Voorzien een bedrijf van middelen en materialen die het nodig heeft om producten en diensten te produceren (bijvoorbeeld grondstoffen, onderdelen, halffabrikaten, diensten en dergelijke).
Voor marketing vooral van belang: kwaliteit, prijzen en levertijden van leveranciers.
Leveranciers worden steeds meer gezien als partners in het creëren en leveren van waarde voor de klant.

36
Q

wat zijn tussenhandelaren en tussenpersonen?

A

Bedrijven die helpen met de verkoop, promotie en distributie

  1. Wederverkopers: groothandelaars en detaillisten
  2. Logistieke dienstverleners: helpen bij opslag en transport
  3. Marketingservicebureaus, zoals bureaus voor marktonderzoek, reclame, media, marketingadvies
  4. Financiële dienstverleners: regelen financiële transacties

Goede samenwerking met tussenhandel is van belang om waarde te leveren aan de klant.

37
Q

wat zijn publieksgroepen (stakeholders)? (7 soorten)

A

groepen die invloed hebben op het vermogen van het bedrijf om zijn doelstellingen te verwezenlijken.

  1. Financiële groepen
  2. Mediagroepen
  3. Overheidsgroepen
  4. Consumenten-/actiegroepen
  5. Lokale groepen
  6. Maatschappij (publieke opinie)
  7. Interne groepen (personeel, leden)
38
Q

wat is demografie?

A

studie van de bevolking (grootte, samenstelling, bevolkingsdichtheid, plaats, geslacht, ras, leeftijdsopbouw, bezigheden en dergelijke).

39
Q

wat is de economische omgeving?

A

factoren die de koopkracht en het uitgavenpatroon van de consument beïnvloeden.

40
Q

wat is consumentenvertrouwen?

A

Dit is een belangrijke indicator voor bestedingen in de detailhandelssector, vooral van duurzame consumentenproducten.

41
Q

wat is de sociaal-culturele omgeving?

A

Krachten die de elementaire waarden, de perceptie, de voorkeuren en het gedrag binnen een maatschappij beïnvloeden

Sociale trends: belangstelling voor gezonde voeding, voor sport, invulling vrije tijd, individualisering, mediagebruik.

Elementaire waarden en normen: geloof in werken, trouwen, goede doelen, eerlijkheid.

Culturele waarden: hoe mensen zichzelf, anderen, organisaties, de maatschappij, de natuur, het universum zien.

42
Q

wat is de technologische omgeving?

A

Krachten die leiden tot nieuwe technologieën en zo nieuwe kansen creëren voor producten en markten

43
Q

wat is de ecologische omgeving?

A

Natuurlijke bronnen die marketeers nodig hebben als input of die door marketingactiviteiten beïnvloed worden.

44
Q

wat is de politiek-juridische omgeving?

A

Wetten, overheden en actiegroepen die organisaties en individuen in een maatschappij beïnvloeden en beperken.

45
Q

benoem de 4 stappen van het SWOT-stappenplan

A
  • Stap 1: inventarisatie (lijst met kansen/ bedreigingen en sterke/zwakke punten)
  • Stap 2: selectie (de SWOT-punten op relevantie en gewicht beoordelen)
  • Stap 3: opstellen confrontatiematrix (geselecteerde SWOT-punten met elkaar combineren)
  • Stap 4: analyse (belangrijkste (strategische) issues vaststellen)
46
Q

wat is interne doorlichting?

A

•bedrijf zelf en positie ten opzichte van afnemers, toeleveranciers, concurrenten e.d.

Hieruit afgeleid:
STRENGTHS VAN DE ORGANISATIE
WEAKNESSES VAN DE ORGANISATIE

47
Q

wat is externe doorlichting?

A

• macro-omgeving + markt, structuur van de concurrentie, distributiestructuur e.d.

Hieruit afgeleid:
OPPORTUNITIES VAN DE OMGEVING
THREATS VAN DE OMGEVING

48
Q

op basis van de confrontatiematrix: SWOT-combinaties en strategieën, welke aanbevelingen/acties kun je doen/ondernemen?

A

kansen - sterke punten = uitbuiten en groeien

bedreigingen - sterke punten = verdedigen en concurreren met sterktes

kansen - zwakke punten = verbeteren en ombuigen tot sterke punten

bedreigingen - zwakke punten = vermijden of terugtrekken en samenwerking zoeken

49
Q

welke aanbevelingen kun je doen bij een exportplan?

A

Kennis van bedrijf en exportmarkt (interne en externe analyse) gebruiken om aanbevelingen te geven, m.b.t.:
• Marketingstrategie
Doelgroepbepaling, positionering
• Marketing mix
4 P’s (Product, Prijs, Plaats, Promotie)

50
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van doelgroepbepaling

A

Welke doelgroep(en) mogelijk meest interessant? (o.a. op basis van informatie naar voren gekomen uit afnemersanalyse)

51
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van positionering

A

Welke positionering kiezen? (o.a. op basis van concurrentenanalyse (positionering van concurrenten) en op basis van sterktes)
-> moet natuurlijk aansluiten op doelgroepbepaling

52
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van de marketing mix

A

afgestemd op advies m.b.t. Marketingstrategie (doelgroepbepaling, positionering)
hoe “vertalen” we de informatie uit de interne en externe analyse in de marketing mix elementen?

53
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van prijs

A

Bijvoorbeeld:
Aanpassing nodig op basis van bijv. gegevens over inflatie/koopkracht etc.?
Met welke additionele (export)kosten rekening houden? (bijv. transportkosten, verzekering, kosten m.b.t. aanpassingen product)

54
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van plaats

A

Advies m.b.t. distributiekanalen / fysieke distributie / vestigingsplaats
[o.a. op basis van distributieanalyse]

55
Q

leg uit: aanbevelingen geven op basis van promotie

A

Hoe zijn de aanbevolen doelgroepen het beste te bereiken/benaderen?
Waarmee rekening houden (taal, bepaalde gebruiken, regels, etc.)?
Welke promotie instrumenten gebruiken?

56
Q

beschrijf de 6 stappen bij het maken van een concurrentie-analyse

A

stap 1: de concurrenten van het bedrijf vaststellen
stap 2: de doelstellingen van de concurrenten bepalen
stap 3: de strategieën van de concurrenten vaststellen
stap 4: de sterke en zwakke punten van de concurrenten inschatten
stap 5: de reactiepatronen van de concurrenten inschatten
stap 6: beslissen welke concurrenten men wil aanvallen en welke men uit de weg wil gaan

57
Q

beschrijf de begrippen: leider, uitdager, volger en niche.

A

leider = totale markt uitbreiden, marktaandeel beschermen, marktaandeel uitbreiden

uitdager = frontale aanval, indirecte aanval

volger = nauw volgen, volgen op afstand

niche = richten op klant, markt, prijs-kwaliteit, service

58
Q

leg de concurrentie strategieën van Porter uit

A

gehele markt - nadruk op kostenvoordelen = kostenleiderschap

gehele markt - nadruk op onderscheid ten opzichte van concurrenten = differentiatie

nadruk op kostenvoordelen - specifieke segmenten = focus

nadruk op onderscheid ten opzichte van concurrenten - specifieke segmenten = focus

59
Q

benoem en leg de concurrentie strategieën van Treacy en Wiersema uit

A
  1. product leadership / productfocus
  2. operational excellence / kostenfocus
  3. customer intimacy / klantfocus
60
Q

noem 6 factoren die aanleiding kunnen zijn voor internationalisering

A
  1. Mondiale concurrenten vallen bedrijf aan op thuismarkt.
  2. Buitenlandse markten bieden hogere winstkansen dan thuismarkt.
  3. Thuismarkt stagneert of krimpt.
  4. Bedrijf streeft schaalvoordelen na.
  5. Bedrijf wil niet langer afhankelijk zijn van één markt.
  6. Toenemend aantal klanten met activiteiten in het buitenland die internationale service vereisen.
61
Q

wat zijn de 6 stappen die ondernomen moeten worden om toe te treden tot de internationale markt?

A

stap 1: kijken naar de internationale marktomgeving

stap 2: beslissen wel of niet internationaal worden

stap 3: besluiten welke markten te betreden

stap 4: besluiten op welke manier de markt te betreden

stap 5: beslissen over het internationale marketingprogramma

stap 6: beslissen over de internationale marketingorganisatie

62
Q

benoem en geef toelichting over de 3 entree strategieën

A
  1. export - indirect en direct
  2. joint venture - licentie, contractproductie, managementcontract, gezamenlijk eigendom
  3. directe investering - assemblagefaciliteiten, productfaciliteiten
63
Q

beschrijf de standaard marketingmix

A

strategie waarbij het product, de reclame, de distributie en de andere bestanddelen van de marketingmix onveranderd in alle (buitenlandse) markten van een bedrijf worden aangeboden.

64
Q

beschrijf de aangepaste marketingmix

A

strategie waarbij de bestanddelen van de marketingmix aan elke markt worden aangepast; er worden hierbij meer kosten gemaakt in de veronderstelling dat er een groter marktaandeel en rendement wordt gewonnen.