maatschappijleer pw3 Flashcards

1
Q

tolerantie

A

in hoeverre we iets toelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

morele geografie

A

het dicht op elkaar leven van mensen op een klein grondgebied heeft invloed op de manier waarop mensen met elkaar omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tolerantie als pragmatische keuze

A

maatschappelijke vrede was kwetsbaar in een land met religieuze minderheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tolerantie als principiële keuze

A

volgens velen moest er vrijheid zijn van denken en recht op eigen geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gewetensvrijheid

A

doen wat je wil doen. dit kan worden belemmert door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

poldermodel

A

werkgevers, vakbonden en overheid onderhandelen met elkaar over arbeidsvoorwaarden en lonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pacificatiemodel

A

staatsvorm waarbij de leiders ondanks hun meningsverschillen de bereidheid vertonen om samen te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

conformisme

A

het verlangen om zich aan te passen aan de opvattingen en gedragingen van de meerderheid in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

polarisatie

A

het versterken van tegenstelling tussen partijen of bevolkingsgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gemeenschappelijk referentiekader

A

mensen in dezelfde cultuur delen dezelfde normen, waarden en gewoonten en begrijpen elkaar daardoor beter en kunnen gedachtes en gevoelens makkelijker uitwisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gedragsregulierend

A

het doet het gedrag van mensen geordend en voorspelbaar verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dominante cultuur

A

het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

subcultuur

A

als een specifieke groep eigen waarden en normen en andere kenmerken ontwikkelt die afwijken van de dominante cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tegencultuur

A

groepen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vooroordelen

A

oordelen over andere groepen dat voorafgaat aan de feitelijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

xenofobie

A

regelrechte vijandigheid ten opzichte van mensen die niet tot de eigen etnische groep behoren

17
Q

allochtoon

A

wanneer hij/zij zelf of een van de ouders in het buitenland geboren is

18
Q

autochtoon

A

iedereen die in nederland is geboren waarvan de grootouders ook in nederland zijn geboren

19
Q

klassieke immigratielanden

A

landen waarbij hun samenleving vanaf het begin gevormd zijn door de komst van migranten

20
Q

verandering van generaties

A

de leefwereld van kinderen en ouders verschilt nogal

21
Q

remittances

A

geld dat wordt overgemaakt naar een land van herkomst

22
Q

vervreemding

A

mensen voelen zich niet echt thuis in hun omgeving

23
Q

verlies

A

door de migratie gaat een vertrouwde wereld verloren

24
Q

tegenstrijdige ambities

A

ouders willen dat hun kind succesvol wordt in de samenleving maar ook dat ze dicht in de buurt blijven van hun eigen opvattingen over het leven

25
Q

vermijding

A

een nieuwe werkelijkheid wordt uit de weg gegaan; een ontkenning dat er iets wezenlijk aan het veranderen is

26
Q

conflict

A

wanneer verandering niet ontkend kunnen worden, wordt zichtbaar wat er verloren gaat

27
Q

aanvaarding

A

bij een conflict komt de waarheid naar boven en ontstaat er aanvaarding van een nieuwe maatschappelijke omgeving

28
Q

segregatie

A

het ruimtelijk uit elkaar groeien van bevolkingsgroepen

29
Q

juridische manier van gelijke behandeling

A

wie geen wetten overtreedt, staat het vrij om zijn of haar opvattingen of levensstijl te koesteren

30
Q

normatieve manier van gelijke behandeling

A

in de publiek ruimte moet een idee over gelijkwaardigheid worden nageleefd dat verder gaat dan het strikte handhaven van de wetten

31
Q

overtuigingsethiek

A

direct handelen zonder je te bekommeren om de gevolgen

32
Q

verantwoordelijkheidsethiek

A

wanneer je juist wel nadenkt over de gevolgen van keuzes die je maakt

33
Q

identiteit in een uitdijende kring

A

de betrokkenheid van mensen bij elkaar verandert als de gemeenschap waarin zij leven steeds groter wordt

34
Q

protectionisme

A

de hang naar afsluiting

35
Q

internationalisme

A

het streven naar openheid