H3 Flashcards

1
Q

Soevreine staat

A

Staat die op een bepaald gebied met duidelijke grenzen het hoogste gezag uitoefent en het monopolie van geweldsuitoefening heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Politiek

A

Politiek gaat over het maken van keuzes waaraan allen in een staat gebonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Liberalisme

A

Volgens het liberalisme is de samenleving er het meest bij gebaat als ieder individu zich optimaal kan ontplooien: wat goed is voor het individu, is goed voor de maatschappij. Mensen zijn niet gelijk maar wel gelijkwaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socialisme

A

Het socialisme benadrukt de mogelijkheden voor elk individu om zich te ontplooien van ongelijk verdeeld zijn. Vrijheid en gelijkwaardigheid beteken pas echt iets als mensen ook gelijke kansen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Confessionalisme

A

In het confessionalisme baseren mensen hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. Uitgangspunt is dat god een bedoeling met de wereld heeft en dat mensen zich daarnaar moeten richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pragmatisme

A

Pragmatische partijen hebben geen vaste uitgangspunten of principes: afhankelijk van het probleem, word een oplossing gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ecologisme

A

Het ecologisme benadrukt de wederzijdse afhankelijkheid van mensen en de natuurlijke omgeving. Daarom moeten economische waarden onderschikt worden aan ecologische waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Populisme

A

Het populisme is meer een bepaalde stijl van politieke bedrijven dan een echte ideologie. De stroming zegt nadrukkelijk ‘vox populi, (de stem van het volk) te willen laten horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Progressief

A

Vooruitstreven, veranderingsgezind en vooral gericht op de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conservatief

A

Behoudend en is gericht op heden en verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kosmopolitisme

A

Willen het eigen land behouden zodat het mee kan komen in een geglobaliseerde wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nationalisme

A

Zien globalisering als bedreiging voor de eigen banen, cultuur en identiteit en willen de natiestaat daarom op meerdere gebieden afzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

One issue partijen

A

Vertegenwoordigers van specifieke doelgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antidemocratische

A

Standpunten die in strijd zijn met de rechtstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kiesdeler

A

Hoeveelheid stemmen die nodig zijn voor één zetel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kiesdrempel

A

Een partij moet een minimumpercentage halen om mee te kunnen delen in zetels

17
Q

Dualisme

A

In ons systeem dat de regering bestaat uit koning en minister en het parlement uit de eerste en tweede kamer

18
Q

Coalitiefracties

A

Regeringsfracties, ofwel de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten

19
Q

Oppositiepartijen

A

Alle partijen die niet in de regering zitten

20
Q

Supranationaal

A

Op een aantal terreinen is de eu een supranationale organisatie, dat wil zeggen dat de aangesloten landen bevoegdheden hebben overgedragen aan de EU

21
Q

Intergouvernementeel

A

Op andere terreinen id de samenwerking intergouvernementeel, wat inhoudt dat de besluiten alleen genomen kunnen worden met instemming van alle afzonderlijke landen