Lukas Flashcards

1
Q

Lukas 6:37

A

[37] Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden; laat los en u zult losgelaten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lukas 6:38

A

[38] Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in de schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lukas 6:41

A

[6] Waaeom ziet u wel de splinter in het oog van uw broeder, maar merkt u de balk in uw eigen ogen niet op?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lukas 6:45

A

[45] De goede mesn brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, wanr uit de overvloed van het hart spreekt de mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lukas 12:15

A

En Hij zei tegen hen: kijk uit en wees op uw hoede voor de hebzucht. Immers, al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet to zijn bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lukas 15:24

A

Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly