lj2 4e SO woordjes 7, 8, 9 Flashcards
praemium
beloning
dare
geven
quid
wat?
optare
wensen
diu
lang, lange tijden
divitiae
rijkdom, schatten
sacerdog
priester
simul
tegerlijk(ertijd)
vita
(het) leven
finire
beëindigen
colere
verzorgen
vereren
dum
terwijl
ante
voor
templum
tempel
stare
staan
corpus
lichaam
subito
plotseling
arbor
boom
mutare
veranderen
tangere
aanraken
cum
wanneer, toen
ventus
wind
movere
bewegen
et
en
ook
vale
vaarwel
femina
vrouw
cur
waarom
sacrum
offer
facere
doen
maken
praeferre
verkiezen
genus, genera
afkomst, geslacht
avus
grootvader
gens, gentes
volk
coniunx, iuges
echtgenoot
septum
zeven
filius
zoon
fortuna
(het) lot
numquam
nooit
nocere
schaden
tantum
slechts
duo
twee
liberi
kinderen
tamquam
als het ware
ideo
daarom
suadere
aanraden
parere
gehoorzaam
lacrimare
huilen
dubitare
aarzelen
telum
pijl
mittere
zenden
cadere
vallen, dood neervallen
frustra
tevergeefs
quinque
vijf
necare
doden
protegere
beschermen
desinere
ophouden
relinquere
verlaten, achterlaten, overlaten
parcere
sparen
rogare
vragen
iam
al, reeds
non iam
niet meer
paulatim
geleidelijk, langzaamaan
saxum
rots
patria
vaderland
etiam
zelfs, ook
lacrima
traan