Liste de vocabulaire Flashcards
1
Q
de wintervakantie
A
les vacances d’hiver
2
Q
de zomervakantie
A
les vacances d’été
3
Q
het longement, de verblijfplaats
A
le logement
4
Q
de wijk, de buurt
A
le quartier
5
Q
de skipiste
A
la piste (de ski)
6
Q
het uitzicht
A
la vue
7
Q
het tweepersoonsbed
A
le lit double
8
Q
het eenpersoonsbed
A
le lit simple
9
Q
het stapelbed
A
le lit superposé
10
Q
de waarborg
A
le caution
11
Q
het beddengoed, het bedtextiel
A
le linge de lit
12
Q
het badlinnen
A
de linge de toilette
13
Q
de schoonmaak
A
le nettoyage
14
Q
de skipas
A
le forfait de ski
15
Q
reserveren
A
réserver