Actes de parole p24 D1 Flashcards
Je leert vragen te stellen in de formele en informele vorm
1
Q
hebt u / heb je zin om
A
vous avez / Tu as envie de
2
Q
interesseert het u / je om
A
ça vous / t’intéresse
3
Q
zeg dat u / je iets
A
ça vous / te dit
4
Q
zou u / je graag … (samen met mij)
A
vour aimeriez / Tu aimerais faire… (avec moi)
5
Q
ik zou graag
A
j’aimerais faire
6
Q
hebt u / heb je zin
A
ça vous / te tente
7
Q
komt u / kom je ook
A
vous venez / tu viens aussi
8
Q
bent u / ben je vrij
A
vous êtes / tu es libre
9
Q
bovendien is dat niet te duur / moeilijk
A
en plus ce n’est pas trop cher / difficile
10
Q
ik ben gek op adrenaline / snelheid
A
j’adore l’adrénaline / la vitesse