Lichaam en bewegen Flashcards
1
Q
bottom
A
billen
2
Q
hip
A
heup
3
Q
knee
A
knie
4
Q
freeze
A
bevriezen (bij dansen: sta stil)
5
Q
clap
A
klappen
6
Q
touch
A
aanraken
7
Q
bend
A
buigen
8
Q
jump
A
springen
9
Q
shake
A
schudden
10
Q
step
A
stappen
11
Q
sidewards
A
opzij
12
Q
backwards
A
achteruit
13
Q
forwards
A
vooruit
14
Q
It’s original.
A
Het is origineel.
15
Q
Your moves are magical.
A
Je bewegingen zijn magisch.