Lexicale veranderingen Flashcards
Neologisme
nieuwvorming van woorden door samenstelling van bestaande woorden
Voorbeeld: Brexit
Back-formation (retrograde vorming)
Neologismen die worden gemaakt door het weglaten van voor- of achtervoegsels
Voorbeeld:
Een ‘raven’ was ooit enkelvoud, maar later is het enkelvoud ‘raaf’ ontstaan omdat het woord lijkt op een meervoudsvorm
Blending (contaminatie) / portmanteau
Voorbeeld: motor + hotel = motel
Borrowing (leenwoorden)
Voorbeeld: ‘garage’ uit het Frans
Calque (leenvertaling)
Voorbeeld: mede + lijden letterlijk vertaald uit het Griekse sym + patheia
Clipping (afkorting)
Voorbeeld: zonnebrand van zonnebrandcrème
Combining forms (combinatievormen)
Voorbeeld: LAT ‘claustrum’ + GR ‘phobos’ -> claustrophobia
Compound (compositum); 4 soorten noemen
- endocentrisch:
NOUN + VERB (determinatief): breek + been -> brekebeen
VERB + NOUN (regerend): wolk + krabber -> wolkenkrabber - copulatief: Oostenrijk-Hongarije
- coordinerend: NOUN + NOUN: kind + soldaat -> kindsoldaat
- exocentrisch: ADJ + NOUN: redhead
Conversion/Zero-Derivation (conversie)
Voorbeeld: We gaan ETEN -> het ETEN staat klaar (ww -> znw)
Derivation (afleiding)
werken + -zaam -> werkzaam
Inherited Word (erfwoord)
Een woord wat DIRECT teruggaat op een woord uit een ouder stadium
Voorbeeld: Hand gaat terug naar het Oudduits; erfwoord. Garage komt vanuit het Frans, een Romaanse taal; leenwoord
Euphemism (eufemisme)
Heengaan; sterven
Folk etymology (volksetymologie)
Hamaca -> hangmat; verkeerd geïntepreteerd woord dat een eigen betekenis is gaat nkrijgen.
Weißbier -> Witbier. Weizen betekent ‘tarwe’ en niet ‘wit’
Generalization (verbreding)
Viande > kalfsvlees > al het vlees
Initialism (acronym)
PvdA, HEMA
Light verb/ Dummy verb (licht werkwoord / dummy werkwoord)
Werkwoord wat niet met vol potentieel fungeert. ‘slapie doen’ heeft ‘doen’ niet een bijzondere toegevoegde waarde
Melioration (meloriatie)
Een woord krijgt een ‘hogere’ betekenis;
Ridder < Ruiter; Is ‘edele’ gaan betekenen
Metonym (metonymie)
‘De nieuwe Arnon Grunberg’ betekent niet de persoon zelf, maar gaat over het boek wat hij heeft geschreven
Metaphor (metafoor)
Een zwijnenstal > rommel
Nonce formation (ad-hoc formatie)
Een ‘nonsense’-woord wat in één specifieke situatie betekenis heeft.
‘Sonjabakkeren’ voor lijnen
Pejoration (pejoratief)
Woord wat van betekenis is veranderd waardoor het een negatieve associatie heeft gekregen
‘Wijf’ betekende ooit ‘vrouw’, maar heeft een negatieve lading gekregen
Amelioratief is het tegenovergestelde hiervan
Productivity (productiviteit)
Het vormen van nieuwe woorden, zoals über- prefix toevoegen aan woorden om een overtreffende trap te maken
Reanalysis (heranalyse)
hamburger geheranalyseerd als ham + burger. Zodoende wordt -burger gebruikt om nieuwe woorden mee te maken als betekenis van dingen op een broodje
Semantic Change (semantische verandering)
Awful <- ‘full of awe’, maar betekent nu ‘verschrikkelijk’
Shift in markedness (verschuiving van gemarkeerdheid)
gemarkeerd > ongemarkeerd (specifieke betekenis > algemene betekenis)
‘cassière’ was origineel vrouwelijke vorm; wordt nu als neutraal beschouwd
ongemarkeerd > gemarkeerd (algemene betekenis > specifieke betekenis)
‘boer’ betekende eerst ‘bewoner’, maar is ‘agrariër’ gaan betekenen
Specialisation/narrowing (specialisatie/vernauwing)
Mnl ‘see’ -> meer, zee. Tegenwoordig alleen ‘zee’
Synecdoche
- totum pro parte
- pars pro toto
Vorm van metonymie waarbij een deel van iets het hele object omschrijft.
- Totum pro parte: ‘Amerika’ om de Verenigde Staten mee te omschrijven, en niet het hele continent
- Pars pro toto: ‘Engeland’ om het Verenigd Koninkrijk mee te omschrijven, en niet alleen het gebied Engeland
Taboo (taboe)
‘allochtoon’ is een taboe, en daarom wordt ‘persoon met migratie-achtergrond’ gebruikt