Levensloop - H5 Flashcards
Consumeren
Geld wordt geruild tegen producten
Sparen
Het niet-consumeren van inkomen
Vermogen
De waarde van je bezittingen min je schulden
Tijdsvoorkeur
Of je bereid bent om te sparen of niet
Intertemporele ruil
De consumptie van nu ruilen voor consumptie in de toekomst
Beleggen
Geld vastleggen met als doel er een financieel voordeel uit te halen
Rendement
De opbrengst van beleggen
Inkomen uit vermogen of kapitaalinkomen
Wat je verdiend door beleggen aan rente, huur, pacht en winst
Dividend
De winst van een aandeel
Koerswinst
Als de winst bij het verkopen van een aandeel hoger is dan de inkoop
Obligatie
Je leent geld uit aan de overheid of een grote onderneming
Risico-aversie
Het risico dat je je geld kwijtraakt
Inflatie
Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten
Koopkracht of reële waarde
Hoeveel goederen of diensten je met je geld kunt kopen
Consumentenprijsindex
Geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is een maatstaf voor inflatie