lesdoelen Flashcards

1
Q

Motieven samenwerking en integratie europa

A

logica van machtsevenwicht -> functionele logica (monnet)voorkomen van conflicten door gezamenlijke kolen/staalmarkt en groei welvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Instituties EU

A
  • commissie
  • parlement
  • Europese raad
  • de raad
  • europees gerechtshof
  • europese centrale bank
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

besluitvorming

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

marktintegratie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verdragen en verdrag van maastricht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intergouvernationalisme vs supranationalisme

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

normale wetgevingsprocedure

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bijzonder wetgevingsprocedure

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

co-oridinatieprocedure

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vergelijking EC en Regering

A

vergelijking met regering met commissarissen ipv ministera, kan worden afgezet door parlement. dagelijks bestuur. recht van initiatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorzitter Europese commissie

A

gekozen door parlement van grootste partij, gezicht van commissie in raad en parlement en internationaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Taken en organisatie EC

A

dagelijks bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Agentschappen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Europees palement: functie, taken, bevoegdheden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gekozen parlement

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

positie parlementsleden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

debatten parlement

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Europese raad: positie en werkwijze

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De raad

A

Waar minister samen komen op verschillende beleidsterreinen

taken:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Coreper I en II

A

Coreper 1: dagelijkse zaken coreper 2: ingwikkeldere staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Europees voorzitterschap

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Europees gerechtshof

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Spanningen rechters nationaal en EU

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

europese rekenekamer

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lobbyisten

A

invloed uitoefenen op besluitvorming door bedrijven en belangengroepen

25
Q

Transparantie georganiseerde belangen

A
  1. door registratie van lobyisten

2. door officiële partijen uit te nodigen en te documenten

26
Q

De beïnvloeding van lobbyen op besluitvorming

A
27
Q

Doelstelling vrij verkeer personen, goederen, diensten en kapitaal

A

doel: stabiliteit, eco vertrouwen
- internationale concurrentiepositie tegenover vs en japan
- commissie als marktmeester
- gevolg: liberalisering markten, fusies(mededelingenbeleid eu)

28
Q

stadia marktintegratie

A
  1. vrijehandelszone
  2. douane unie
  3. interne markt
  4. munt unie (gelijke belastingen)
29
Q

Regio producten beschermen

A
30
Q

EU sociaal beleid direct en indirect

A

indirect: harmonisering en legitimiteit
direct:

31
Q

Monetaire unie -> marktintegratie

A
32
Q

macro-economische coordinatie in lidstaten

A
33
Q

Europese centrale bank taken en bevoedheden

A
34
Q

doel landbouw beleid

A
35
Q

ontwikkelingen denken over landbouw beleid

A
36
Q

kritiek landbouw beleid eu

A
37
Q

Moeilijke samen werking tussen politie en justitie

A
38
Q

ontwikkelingen jbz

A
39
Q

Europese instituties

A
40
Q

Interne- en externe- factoren druk jbz beleid

A
41
Q

economische positie van de EU op het wereldtoneel

A
42
Q

kenmerken van het EU handelsbeleid omschrijven

A
43
Q

kenmerken van het EU ontwikkelingssamenwerkings

A
44
Q

discussie over de economische rol van de EU in de wereld

A
45
Q

samenwerken op terreinen van veiligheid en defensie

A
46
Q

dillema’s samenwerking veiligheid, defensie en buitenlandse zaken.

A
47
Q

taak en positie van de Hoge vertegenwoordiger van het gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlandbeleid

A
48
Q

kern van iedere integratietheorie

A
49
Q

integratietheorieën gebruiken om ontwikkelingen in de EU mee te verklaren

A
50
Q

grand bargains, pooling, padafhankelijkheid, lowest common denominator, high and low politics, ratchet effect en spilover

A
51
Q

Voorbeelden geven waaruit een kloof tussen de EU en de burgers

A
52
Q

tekortkomingen zijn in de legitimiteit van de EU

A
53
Q

kloof tussen EU en burger verkleinen

A
54
Q

uitgangspunten Nederland hanteert bij Europees beleid

A
55
Q

afstemming plaatsvindt tussen de Nederlandse regering, het parlement en de EU

A
56
Q

Nederland invloed heeft op EU-beleid

A
57
Q

toetredingscriteria benoemen en verklaren

A
58
Q

vraagstukken in de discussie rondom de uitbreiding van de EU

A
59
Q

breuklijnen en sociaal-culturele samenhang

A
60
Q

Brexit beschrijven en analyseren hoe dit de legitimiteit van de EU ter discussie stelt

A