LES4 Flashcards

1
Q

Basiskleuren mengen op 2 manieren

A
  • Additief R+G+B = wit
  • Substractief C-M-Y = wit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Additieve kleurmenging

A
  • Optellend mengsysteem
  • Wit ontstaat door al het licht op te tellen
    -> bv. beeldscherm en projectoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Primaire kleuren

A
  • Rood
  • Groen
  • Blauw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Secundaire kleuren

A
  • Magenta (rood+blauw)
  • Cyaan (groen+blauw)
  • Geel (groen+rood)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Substractief kleurmenging

A
  • Aftrekkende mengsysteem
  • Hoe meer inkt, hoe minder kleur
    -> optellen van kleuren = zwart
  • vb. -> print
  • (cyaan + geel + magenta = bruin –> k = dieper zwart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kleurmodel

A
  • Beschrijft kleuren die we waarnemen
  • Kleuren waarmee we werken in digitale afbeeldingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kleurruimte

A
  • Een variant van een kleurmodel
  • Heeft een specifiek gamma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

XYZ-model

A
  • Vastgelegd door CIE -> Commission International de l’Erclairage
    -> Driedimensionaal model
    -> alle kleuren die mensen kunnen waarnemen (menselijk netvlies als vertrekpunt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kleuren gekoppeld aan XYZ-model

A
  • X-as -> rood
  • Y-as -> groen
  • Z-as -> blauw
  • Y -> helderheid
  • E -> achromatisch punt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HSB-model

A
  • 3 basiskenmerken van kleur:
    -> Kleurtoon (HUE)
    -> Verzadiging (Saturation)
    -> Helderheid (Brightness)
  • Gebaseerd op menselijke waarneming kleur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kleurtoon (HUE)

A
  • Kleur die wordt gereflecteerd of doorgelaten door een object
  • Welke kleur we waarnemen
  • Kleurtoon wordt gemeten als plaats op standaard kleurenschijf
  • Wordt uitgedrukt in graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verzadiging (Saturation)

A
  • De sterke of zuiverheid van de kleur (chroma)
  • Verzadiging = percentage grijs in verhouding tot kleurtoon
  • Maat voor de zuiverheid van een kleur
  • Hoge verzadiging = levendig, fel, helder
  • Lage verzadiging = gedekt, grauw, flets
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Helderheid (Brightness)

A
  • Relatieve lichtheid of donkerheid van een kleur
  • Gemeten als percentage van 0% (zwart) tot 100% (wit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CMYK druk methode

A
  • Meest gebruikte methode
    = QUADRI (4kleurendruk = 4c)
  • Basiskleuren = proceskleuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Halftoon (raster)

A
  • Weergave van tint aan de hand van puntjes
  • Grootte van de puntjes van elke kleur bepalen tint
  • Kleuren op beeldscherm ≠ gedrukte kleuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rich Black

A
  • Zwarte vlakken voller maken door bepaalde percentage CMY te gebruiken
    -> beter dekkend
17
Q

Designer Black

A
  • CMY = 0%
  • K = 100%
    -> minder dekkend
18
Q

Kleurendruk

A
  • Drukwerk in kleur -> herhaald bedrukken van papier met verschillende kleuren inkt
  • Rasterpunten naast of gedeeltelijk op elkaar
  • Door intergratie nemen we kleine punten niet afzonderlijk waar
19
Q

Kleurseparatie of kleurscheiding

A
  • Splitsen van kleurafbeelding in 4 proceskleuren
  • Resultaat = separaties, scheidingen of overlays
  • Elke kleurscheiding bevat in het zwart de elementen voor het drukken van een bepaalde kleur
20
Q

Steunkleur

A
  • Spotcolor = Accentkleur
    -> een kleur de op een drukpers met 1 inkt word vervaardigd
    -> vooraf gemengde kleur
    -> afzonderlijke drukplaat -> aparte drukgang
21
Q

‘zwart plus steunkleur’

A
  • Enkel steunkleur en zwart worden gebruikt
22
Q

Toepassingen voor steunkleur

A
  • Economische redenen -> minder drukgangen
  • Overeenkomst met zeer exacte kleur -> vaak bij huisstijlen
  • Glans laag/spotvernis -> ook te beschouwen als steunkleur -> ook extra aparte drukgang
  • Onmogelijkheid van kleur van 4 opbouwkleuren -> metaalinkten, fluokleuren
23
Q

Pantone (PMS)

A
  • Pantone Matching System
    -> bekendste kleursysteem
24
Q

Doel PMS

A
  • Probleem oplossen in grafische industrie -> benoemen en vergelijken van kleur
    -> bv. hemelsblauw van klant ≠ hemelsblauw van drukker
25
Q

Wat is PMS?

A
  • Kleurensets voor verschillende papiersoorten en beeldscherm
    -> boeken en waaiers
26
Q

Standaarwaaierset

A
  • Alle kleuren (1100+) op 3 verschillende papieren
    -> Gestreken glanzend papier
    -> Ongestreken paper
    -> Mat papier
27
Q

Werking PMS

A
  • Mengkleuren aangeduid met naam of nummer
  • Bij elke kleur is aangegeven hoe drukker kleur kan samenstellen uit basisinkten
  • Zelfde inkt ziet er anders uit op glanzend papier als op ongestreken papier -> kleur dieper op gestreken papier
28
Q

High-fidelity-kleurendruk

A
  • Waarheidsgetrouwenbeeld -> door extra procesinkt
  • Reproduceert groter gebied van kleurenspectrum
  • Gamut (kleurbereik) van gedrukte kleuren wordt vergroot
  • Mooier -> duurder
29
Q

Hexachroom

A
  • Zeskleurensysteem van Pantone
    -> 2 extra kleuren -> Oranje, Groen
30
Q

Heptatone

A
  • Zevenkleurensysteem
    -> Geel, Cyaan, Zwart, Rood, Paars, Blauw, Groen
31
Q

Techniek van Multitoon

A
  • Monochrome foto wordt in andere kleur gedrukt over zwart-wit versie van foto
    ->kleurenfoto / steunkleurfoto ontstaat
32
Q

Multitoon

A
  • Algemene term:
    -> Monotoon: ZW-foto in 1 drukgang met andere inkt dan zwart
    -> Duotoon = 2 drukgangen
    -> Tritoon= 3 drukgangen
    -> Quadtoon = 4 drukgangen
33
Q

Duplex

A
  • = zw-foto die bovenop een kleurvlak gebruikt wordt
34
Q

Waarom duotoon?

A
  • Vergroot aantal grijswaarden
  • Verfraaien of sfeerschepping
35
Q

Calibreren

A
  • Apparaat naar controleerbare toestand brengen
  • Kleuren moeten op zelfde manier weergegeven kunnen worden
36
Q

Profileren

A
  • Afwijking van apparaat bij weergeven van kleuren -> meetbaar
  • Verschil met genormaliseerde waarde wordt vastgelegd in profiel
  • Het getoonde beeld wordt via de waarden op het profiel gefilterd
  • Door middel van targets of meetvakjes op een referentiekaart of op het beeldscherm
  • Scanners en camera’s hebben invoerprofielen
  • Monitor, printer en drukpers hebben uitvoerprofielen
37
Q

Kleurconversie

A
  • Converteren of kleurbewerking
    -> omzettingsberekening door CMM-Lab (Colour Management Module) in een CMM
    -> het omzetten van de ene naar de andere kleurruimte via CIE-Lab in een CMM
38
Q

Kleurbereik (Gamut)

A
  • RBG -> kan slechts deeltje weergeven van alle kleuren
  • CMYK -> kan nog minder weergeven