Les2 Flashcards
Ontwerper/ster
Diseñador/-a
Het plan
El plan
De mascotte
La mascota
De olympische spelen
Los Juegos Olímpicos
De haven
El puerto
Belangrijkste , hoofd-
Principal
Hyperactief
Hiperactivo/-a
Impulsief
Impulsivo/-a
De Valenciaanse paella
La paella valenciana
Zorgen voor
Cuidar
De plant
La planta
Tekenen
Dibujar
Haten, een hekel hebben aan
Odiar
Kunnen, weten
Saber (sé)
In bed blijven
Quedarse en la cama
Met zijn allen
Todos juntos
Zonder haast
Sin prisa
Het natafelen
La sobremesa
Het middagdutje
La siesta
Gaan slapen, naar bed
A dormir
Kies (gebiedende wijs)
Elija (elegir)
Gaan hardlopen
Ir a correr
Piano spelen
Tocar el piano
Uitgaan
Salir (salgo)
Het koor
El coro
Surfen op internet
Navegar en internet
Schaken
Jugar al ajedrez
Vertalen
Traducir (zc)
Het poker
El póker
Motor rijden
Conducir (zc) una moto
Het licht
La luz
Tegelijkertijd
A la vez
De waarheid
La verdad
De leugen
La mentira
De tango
El tango
Afspreken
Quedar
Gaan doen
Ir a hacer
Vat samen (gebiedende wijs)
Resuma (resumir)
Japans
Japonés/-esa
De ondertitel
El subtítulo
Ik heb geen zin (om te)
No me apetece
Bevallen, leuk lijken
Apetecer (zc)
Voorstellen
Proponer (propongo)
Afwijzen, afslaan
Rechazar
Zin hebben om te
Tener ganas de
Ik ben moe
Estoy cansado/-a
Het monster
El monstruo
Wat leuk! Wat goed!
¡Qué bien!
Het orkest speelt
La orquesta toca
Ik verheug me er al op! Wat leuk!
¡Qué ilusión!
Oké, dat is goed
Vale
Heb je zin om mee te gaan?
¿Vienes conmigo?
Heel graag
Con mucho gusto
Wat jammer
Qué pena
Afzeggen
Cancelar
Thuis
En casa
Het huiswerk
Los deberes
Kaarten
Jugar (ue) a las cartas
Een wandeling maken
Dar un paseo
De cocktail
El cóctel
Akkoord, afgesproken
De acuerdo
Het raadsel
La adivinanza
De omschrijving, de definitie
La definición
Eigen
Propio/-a
Vegetariër
Vegetariano/-a
De ramp
El desastre
Met jou
Contigo
De Latijns-Amerikaanse dagen
Las jornadas latinoamericanas
Deelnemen aan
Participar (en)
U hebt al gepland
Ya tiene planificado/-a
De agenda
La agenda
De yoga
El yoga
Beslis, besluit (geb.wijs)
Decidan (decidir)
De kookcursus
El curso de cocina
Vertel (geb.wijs)
Cuenten (contar)
Uit eten gaan
Salir a comer