Les verbes Flashcards
1
Q
consumeren, verbruiken
A
consommer
2
Q
aanklagen
A
dénoncer
3
Q
inpakken, verpakken
A
emballer
4
Q
uitbrengen, uitzenden, uitstoten
A
émettre
5
Q
uitputten, opgebruiken
A
épuiser
6
Q
verspillen
A
gaspiller
7
Q
negeren, niet weten
A
ignorer
8
Q
beschermen, behoeden
A
préserver
9
Q
produceren
A
produire
10
Q
vervuilen
A
polluer
11
Q
terugwinnen, recycleren
A
récupérer
12
Q
verminderen
A
réduire
13
Q
bewust maken van, sensibiliseren
A
sensibiliser (à)
14
Q
verslijten
A
user