Les substantifs Flashcards
1
Q
het gedrag, de houding
A
le comportement
2
Q
de verbruiker, de consument
A
le consommateur
3
Q
het verbruik
A
la consommation
4
Q
het afval
A
les déchets
5
Q
de vernieling
A
la destruction
6
Q
de verpakking
A
l’emballage
7
Q
de uitstoot
A
l’émission
8
Q
het (leef)milieu, de omgeving
A
l’environment
9
Q
de uitputting, het opraken
A
l’épuisement
10
Q
de (dier-,planten-)soort
A
l’espèce
11
Q
de kringloopwinkel, tweedehandswinkel
A
la friperie
12
Q
de verspilling
A
le gaspillage
13
Q
de mensheid
A
l’humanité
14
Q
de invloed, de impact
A
l’impact
15
Q
de strijd
A
la lutte