Les TP Flashcards
1
Q
Arriver
A
Aankomen,kwam an,kwamen aan,aangekomen
2
Q
Accepter
A
Aannemen,nam aan,namen aan,aangenomen,accepter
3
Q
Mettre des vêtements
A
Aantrekken,trok aan,trokken aan,aangetrokken
4
Q
Achterlaten
A
Liet achter,lieten achter,achter gelaten :laisser derrière soi
5
Q
Cuire
A
Bakken,bakte,bakten,gebakken
6
Q
Commencer
A
Beginnen,begon,begonnen,begonnen
7
Q
Enterrer
A
Begraven,begroef,begroeven,begraven
8
Q
Comprendre
A
Begrijpen,begreep,begrepen,begrepen
9
Q
Décider
A
Besluiten,besloot,besloten,besloten
10
Q
Exister
A
Bestaan,bestond,bestonden,bestaan