Les Frens de alle grasses Flashcards
1
Q
La glace
A
Het ijsje
2
Q
La piscine
A
het zwembad
3
Q
La plage
A
Het strand
4
Q
Hollandais(e)
A
Nederlands
5
Q
Allemand
A
Duits
6
Q
Français
A
Frans
7
Q
Anglais
A
Engels
8
Q
La France
A
Frankrijk
9
Q
Le copain
A
De vriend
10
Q
La photo
A
De foto
11
Q
Où
A
Waar
12
Q
Dans
A
In
13
Q
Aussi
A
Ook
14
Q
Avec
A
Met
15
Q
Et
A
En
16
Q
Mais
A
Maar
17
Q
Bonjour
A
Goeiedag
18
Q
Salut
A
Hallo / hoi
19
Q
Comment
A
Hoe
20
Q
Ça va?
A
Gaat het?
21
Q
Ça va
A
Het gaat
22
Q
Comment vas-tu?
A
Hoe gaat het met jou?
23
Q
Tu vas bien?
A
Gaat het goed met jou?
24
Q
Très bien.
A
Heel goed.
25
Très
Heel
26
Bien
Goed
27
Oui
Ja
28
Non
Nee
29
Et toi?
En jij?
30
Moi aussi.
Ik ook
31
Au revoir
Tot ziens
32
Merci
Bedankt
33
De rien
Niets te danken.
34
Voilà
Alsjeblieft
35
S’il vous plaît
Alstublieft (als je iets vraagt)
36
Je m’appelle
Ik heet
37
Tu t’appelles
Jij heet
38
Les vacances
De vakantie
39
Le camping
De camping
40
La caravane
De caravan
41
La tente
De tent
42
La douche
De douche
43
Les toilettes
De 🚾
44
Le nom
De naam
45
L’âge
De leeftijd
46
La ville
De stad
47
L’ école
De school
48
Le numero
Het nummer
49
Le téléphone
De telefoon
50
Le numéro de téléphone
Het telefoonnummer
51
La famille
De familie
52
Les parents
De ouders
53
Le frère
De broer
54
La sœur
De zus
55
Je
Ik
56
Tu
Jij
57
Il
Hij
58
Elle
Zij
59
Aimer
Leuk vinden/ houden van
60
J’aime
Ik hou niet van
61
Tu aimes
Jij houdt van
62
Je n’aime pas
Ik hou niet van
63
Tu n’aimes pas
Jij houdt niet van
64
Habiter
Wonen
65
Les fruits
Het fruit/ de vruchten
66
Être
Zijn
67
Je suis
Ik ben
68
Je ne suis pas
Ik ben niet
69
Tu es
Jij bent
70
Tu n’es pas
Jij bent niet
71
Il est
Hij is
72
Il n’est pas
Hij is niet
73
Elle est
Zij is
74
Elle n’est pas
Zij is niet
75
L’adresse
Het adres
