les 8 BA: Onderbeenmusculatuur Flashcards

1
Q

onderbeenmusculatuur

  • waar?
  • groep?
A

spieren aan de voorzijde onderbeen – extensorengroep

spieren aan de zijkant onderbeen – peroneus/fibularis groep

spieren aan de achterzijde onderbeen - flexorengroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

korte voetspieren

-waar?

A

spieren van de voetrug

spieren van de voetzool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Extensorengroep

-waar?

A
  • liggen aan de voorzijde van het onderbeen

- hebben oorsprong op tibia, fibula en membrana interossea, en hechten aan op de ossa tarsi, metatarsi of digitorum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Extensorengroep
-functie?
(A)

A

zorgen voor dorsiflexie (= dorsale extensie) in het bovenste spronggewricht en worden ‘voetheffers’ genoemd

de functie in het onderste spronggewricht is afhankelijk van de ligging van de pezen van de spieren t.o.v. de as van het OSG (A):

  • pezen lopen mediaal van de as: inversie en supinatie
  • pezen lopen lateraal van de as: eversie en pronatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extensorengroep

  • een belangrijke spier van de extensorengroep = A, 1
  • waar?
  • functie?
A

= m. tibialis anterior (A-1)

  • de pees van deze spier loop mediaal van de OSG as
  • zorgt voor dorsiflexie in het BSG, en inversie en supinatie in het OSG en dwarse voetwortelgewrichten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Extensorengroep

-klinisch: ?

A

-spierzwakte:
punt van de voet tijdens de zwaaibeenfase van het gaan kan onvoldoende worden opgetild
→ compensatie door extra knie- en heupflexie = ‘hanentred’ (klapvoet)

-verkorting:
beperkte plantairflexie
→ beperking afrolfase tijdens het gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Peroneus/fibularis groep

  • waar?
  • functie?
A
  • liggen aan de laterale zijkant van het onderbeen
  • hebben oorsprong op de fibula en hechten aan op de tarsalen en metatarsalen
  • zorgen voor plantairflexie in het bovenste spronggewricht en eversie/pronatie in het onderste spronggewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Flexorengroep

  • waar?
  • oppervlakkige flexoren = 1
  • 3 delen: A, B, C
A

liggen aan de achterzijde van het onderbeen

oppervlakkige flexoren: m. triceps surae (1)

bestaat uit 3 delen:

  • m. soleus (A): oorsprong op fibula en tibia
  • m. gastrocnemius, caput laterale (B) en mediale (C): oorsprong dorsaal op de distale femur
  • gemeenschappelijke aanhechting via de achillespees (tendo calcaneus) op de calcaneus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Flexorengroep

  • oppervlakkige flexoren = 1
  • functie?
A
  • zorgt voor plantair flexie in het BSG en inversie/supinatie in het OSG
  • m. gastrocnemius loopt ook over de achterzijde van de knie en zorgt voor knieflexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Flexorengroep

  • diepe flexoren
  • waar?
  • functie?
A
  • liggen onder de m. triceps surae
  • vertrekken vanop fibula, tibia en membrana interossea en hechten aan op de ossa tarsi, metatarsi en digitorum (plantair)
  • zorgen voor plantair flexie in het BSG en inversie/supinatie in het OSG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Flexorengroep

  • diepe flexoren
  • klinisch?
A

-spierzwakte:
problemen met tenenstand en afgenomen sprongkracht

-verkorting (vooral m. triceps surae):
pes equinovarus → functionele beenverlenging → compensatie door toegenomen knieflexie (stand) en heupflexie tijdens zwaaibeenfase van het gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly