les 7 BA: Heup- en bilmusculatuur Flashcards

1
Q

Binnenste heupspieren = ?

  • waar?
  • 2 delen: ? (1, 2)
A

= m. iliopsoas

twee delen: 
oorsprong:
-lumbale wervelkolom  (1)
-binnenzijde van de pelvis (2)
aanhechting:
-beide delen op de femur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Binnenste heupspieren = ?

  • functies?
  • klinisch?
A

= m. iliopsoas

functies:

  • belangrijke buiger van het heupgewricht = heupflexor
  • exorotatie heup

klinisch:

  • bij spierzwakte: o.a. problemen met staan, gaan, lopen en met traplopen
  • bij verkorting: het bekken kantelt naar voren (anteversie), wat zorgt voor een toename in de lumbale lordose, slechts beperkte heupextensie mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Buitenste heupspieren

  • waar: ?
  • welke: A (1, 2, 3)
A

lopen grotendeels aan de achterzijde van het heupgewricht

horizontaal lopende buitenste heupspieren (A,1-3):

  • hebben oorsprong op de pelvis en hechten aan op de achterzijde van de femur
  • zorgen voor exorotatie, adductie en extensie in het heupgewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Buitenste heupspieren

  • welke: B, B1, C
  • Wat?
  • Functies
  • Klinisch
A

verticaal lopende buitenste heupspieren:

bilspieren of glutei: m. gluteus maximus (B1)

  • grote bilspier
  • loopt van achterzijde van het sacrum en het bekken naar de achterzijde femur en de iliotibiale band (C)
  • zorgt voor extensie, exorotatie en ab-/adductie (afhankelijk van de vezels) in het heupgewricht
  • stabiliseert het bekken in het frontale en sagittale vlak

klinisch:

  • bij spierzwakte: afname in stabiliteit bekken, vb. bij steunfase van het gaan in het standbeen
  • zelden verkorting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Buitenste heupspieren

  • welke: B, B2, B3
  • Wat?
  • Functies
  • Klinisch
A

verticaal lopende buitenste heupspieren

bilspieren of glutei: m. gluteus medius (B2) en minimus (B3)

  • kleinere bilspieren
  • loopt van achterzijde van het bekken naar de femur
  • zorgt voor abductie in het heupgewricht en afhankelijk van de ligging van de vezels flexie/endorotatie of extensie/exorotatie heupgewricht
  • stabiliseren het bekken in het frontale vlak

klinisch:
-bij spierzwakte: afname in stabiliteit bekken: bekken kantelt naar de gezonde zijde (positief teken van Trendelenburg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

spieren van de adductorengroep

  • waar?
  • functies?
  • klinisch
A
  • liggen aan de binnenzijde van het bovenbeen
  • hebben oorsprong op het os pubis, en hechten aan op de achterzijde van de femur
  • belangrijkste functie van de adductoren is een adductie van het heupgewricht, meestal in combinatie met een heupflexie en heupexorotatie

klinisch:
-spierzwakte: merken we pas op bij extreme belasting vb. paardrijder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly