les 6 BA: Voet- en teengewrichten Flashcards
voetgewrichten
-A, B, C, C1, C2
gewrichten tussen de overige ossa tarsi (D)
-D1, D2, D3
bovenste spronggewricht (BSG) (A)
onderste spronggewricht (OSG) (B)*
gewrichtslijn van Chopart (C)
- art. talonavicularis (C1)
- art. calcaneocuboidea (C2)
gewrichten tussen overige ossa tarsi (D)
- art. cuneonavicularis (D1)
- artt. intercuneiformes (D2)
- art. cuneocuboidea (D3)
voetgewrichten
-E, F
gewrichtslijn van Lisfranc
-artt. tarsometatarsales (E)
artt. intermetatarsales (F)
teengewrichten
-G, H, I
artt. metatarsophalangeae (G)
artt. interphalangeae
- proximales (H)
- distales (I)
bovenste spronggewricht (BSG) -wat?
- gewricht tussen tibia/fibula en de talus
- scharniergewricht
bovenste spronggewricht (BSG)
- gewrichtsvlakken: tibia en fibula
- A, B, C
tibia en fibula vormen samen de malleolaire (enkel)vork
- tibia: facies art. inferior (A)
- facies art. malleoli medialis (B)
- fibula: facies art. malleoli lateralis (C)
bovenste spronggewricht (BSG)
- gewrichtsvlakken: talus
- D, E, F
- trochlea tali met facies superior (D)
- facies malleolaris medialis (E)
- facies malleolaris lateralis (F)
bovenste spronggewricht (BSG)
- kenmerken:?
- A, B
fibula komt iets distaler dan de tibia
goede benige geleiding door de vorm van de enkelvork en trochlea tali:
-in dorsiflexie maakt het brede voorste deel (A) talus contact met de enkelvork
→ syndesmosis en ligamenten strak gespannen
→ veel stevigheid
-bij plantair flexie maakt smallere achterste gedeelte (B) van de talus contact met enkelvork
→ minder stevigheid en benige geleiding
bovenste spronggewricht (BSG)
- kenmerken:?
- kapsel
- aangehecht aan randen gewrichtsvlakken
- bevat anterieur en posterieur plooien
bovenste spronggewricht (BSG)
- kenmerken:?
- verstevigende banden
- A, B, C
zorgen voor stabilisatie en geleiding van de beweging
→ in elke gewrichtsstand zijn er banden opgespannen!
indeling
- mediale banden (A)
- laterale banden (B)
- banden ter hoogte van de syndesmose (C)
onderste spronggewricht (OSG)
- gewricht tussen de: ?
- A, B, C
- welke?
gewricht tussen de talus (A), calcaneus (B) & os naviculare (C):
-art. talonaviculare maakt ook deel uit van het OSG
-draai- of rolgewricht
onderste spronggewricht (OSG) -kapsel & banden?
- kapsel is slap en dun
- banden verstevigen het kapsel en houden talus, calcaneus en os naviculare op zijn plaats
Voetgewrichten
-kenmerken?
- amfiartrosen: weinig beweeglijkheid
- kapsel + versterkende ligamenten
teengewrichten
- welke?
- A, B, C
- wat?
artt. metatarsophalangeae (A)
= basisgewricht
-kogelgewricht
-beperkt door collaterale banden
artt. interphalangeae pedis
-proximales (B)
= middengewricht
-scharniergewricht
distales (C)
= eindgewricht
-scharniergewricht