Les 3: Aangeboren immuniteit deel 2 - Ontstekingsreactie

Question 1

Cytokinen

Answer 1

kleine oplosbare moleculen geproduceerd door vele celtypen (met name immuuncellen).
Helpen bij de signaaloverdracht/ communicatie tussen cellen. Ze bevorderen een ontstekingsreactie
op de plek van infectie.

Question 2

Functies van cytokinen (interleukine

Answer 2

• Pro-inflammatoir: ontstekingsbevorderend en maakt het lichaam klaar om zich te verdedigen
• Wordt door veel celtypen geproduceerd (o.a. door macrofagen op de plaats van infectie)
• Induceert adhesie moleculen op de bloedvatwand (endotheelcellen), waardoor leukocyten
  aan de endotheelcellen binden en kunnen migreren van het bloed naar de weefsel
• Induceert koorts. IL-1 werkt direct op de hypothalamus die de lichaamstemperatuur regelt.
  Verhoogde temperatuur -> snellere celdeling en beter functioneren van lymfocyten en
  enzymen.
• Onderdrukt de eetlust en stimuleert slaap

Question 3

Interferonen

Answer 3

Antivirus immuniteit, activatie en deling van immuuncellen

Question 4

interleukinen

Answer 4

grote groep eiwitten (IL-1 tot IL-35), nodig voor communicatie tussen , acitvatie en deling van immuuncellen

Question 5

Chemokinen

Answer 5

veel verschillende eiwtitten die de migratie van immuuncellen naar de plek van ontsteking en infectie leiden

Question 6

tumor necrosis factor (TNF)

Answer 6

Regulatie van ontsteking en cytotoxische activiteit

Question 7

colony stimulating factors (CSF’S)

Answer 7

Regulatie van beenmergstamcellen, welke soort leukocyt komt tot ontwikkeling.

Question 8

TNF-alfa Functies

Answer 8

groeifactor
pro-stolling
cel-migratie
activatie/differentiatie
anti-intracellulair pathogeen
proliferatie T- en B-cellen
hematopoiese (vorming van bloedcellen)
activeert celdood
cytokine productie

Question 9

IL-8 Functies

Answer 9

worden geproduceerd op de plaats van infectie door veel celtype
chemotactische moleculen; activeren en trekken leukocyten (neutrofielen en eosinofielen) aan vanuit de bloedbaan en door de bloedvatwand naar de plaats van infectie in het weefsel

Question 10

Autocrien

Answer 10

Factoren werken in op dezelfde cel die ze uitscheidt

Question 11

paracrien

Answer 11

factoren die de cel produceert werken in op de buurcel

Question 12

endocrien

Answer 12

factoren worden vervoerd via het bloed of weefselvloeistof naar de target cel

Question 13

Redundancy

Answer 13

betekend overtolligheid, houdt in dat er verschillende factoren zijn met dezelfde werking

Question 14

pleiotropie

Answer 14

een factor heeft verschillende effecten op verschillende cellen

Question 15

synergisme

Answer 15

verschillende factoren moeten samenwerken voor het effect

Question 16

antagonisme

Answer 16

verschillende factoren werken tegen elkaar

Question 17

cascade effect

Answer 17

een factor induceert de productie van een ander

Question 18

Wat is een ontstekingsreactie

Answer 18

een reactie van het lichaam op een beschadiging van weefsel of prikkels van buiten (microbiologisch, chemisch, fysisch)
Doel is om cellen het immuunsysteem aan te trekken, de bloeding te stoppen en schade te herstelllen.

Question 19

acute ontstekingsreactie

Answer 19

pathogeen wordt volledig uitgeschakeld en opgeruimd. schade wordt verwijderd en herstelt. en de leukocyten verdwijnen uit het weefsel.

Question 20

Chronische ontstekingsreactie

Answer 20

het pathogeen wordt niet volledig opgeruimd. de infectie blijft en het lichaam probeert de schade te minimaliseren. de voortdurende aanwezigheid van een antigene stimulus en de cytotoxische effecten van de pathogeen zelf, veroorzaken een ontsteking en veel weefselschade

Question 21

5 klassieke kenmerken van een acute ontstekingsreactie

Answer 21

1. warmte
2. roodheid
3. zwelling
4. pijn
5. weefselschade en functie verlies

Question 22

Verloop van 4 fasen van een ontstekingreactie in beschadigd weefsel beschrijven

Answer 22

1. infectie/schade: actiatie fagocyten door binding en fagocytose pathogeen
2. hyperemie: versterkte doorbloeding (vaatverwijding, lagere bloedflow)
3. exsudatie: uittreden van vocht uit de bloedbaan door verhoofd doorlaatbaarheid van de bloedvaatwand
4. diapedese: uittreding van leukocyten uit het bloed naar de plaats van een ontsteking
5. proliferatie: van oa fibroblasten > herstel van weefsel

Question 23

detail het mechanisme van fagocytose beschrijven

Answer 23

1. binding van receptoren op de cel
2. insluiting in een fagosoom
3. degredatie in een fago-lysosoom

Question 24

Rol van Toll-like receptoren (TLRs) in het immuunsysteem

Answer 24

• Met verschillende TRL moleculen kunnen fagocyten pathogeen of hun producten herkennen en binden. Met een TRL kunnen fagocyten binden aan LPS (lipopolysaccharide) van een pathogeen, dit activeert de immuuncellen en zorgt voor een intracellulaire signaaltransductie. Dat zorgt op z’n beurt weer voor cytokine synthese en release.

Question 25

Noem de belangrijkste cytokines die na macrofaag activatie worden gescheiden en beschrijf het effect hiervan op het verloop van een ontstekingsreactie.

Answer 25

IL-1β TNF-α: maken de bloedvaten meer doorlaatbaar, zodat leukocyten uit de bloedbaan kunnen
treden.
IL-6: vertraagt de stofwisseling, reguleert lichaamstemperatuur.
CXCL8 en IL- 8: trekt neutrofielen aan naar de plek van de infectie
IL-12: activeert NK cellen die vervolgens cytokinen uitscheiden

Question 26

De vorming en functie van anafylatoxines binnen de ontstekingsreactie uitleggen.

Answer 26

Anafylatoxinen: stoffen die mestcellen en basofiele granulocyten kunnen laten degranuleren en
hierdoor anafylactische shock kunnen veroorzaken. Dit is een ontstekingsreactie die overal in het
lichaam tegelijkertijd optreed. (-> dood)
Complement factoren C3a en C5a zijn anafylatoxinen. C3a en C5a veroorzaken histamine afgifte
door mestcellen. Ze zorgen voor een hoge vaatdoorlaatbaarheid en reguleren de spiercelcontractie.
C5a zorgt ook voor de chemotaxis van neutrofiele granulocyten.

Question 27

Verwijding van het bloedvat leidt tot…

Answer 27

• meer bloeddoorstroming > meer bloedcellen in capillair
• afname bloedstroomsneleheid (high > low shear)
• bloedcellen kunnen in contact komen met de bloedvaatwand