Les 2: Stofwisselingziekten Flashcards
Stofwisselingsstoornis
kwantitatieve afwijkingen in de biochemische processen van opbouw en afbraak –> bestaande processen gaan onvolledig, te weinig, te veel of op de verkeerde plaats door.
Hypertrofie
cellen en organellen vergroten.
Hyperplasie
cellen en organellen nemen toe in aantal
atrofie
cellen en/of cellulaire structuren nemen af
degeneratie
morfologische uiting van een stofwisselingsstoornis die nog niet heeft geleid tot celdood
dystrofie
ziekte die veroorzaakt wordt door een stofwisselingsstoornis
hypoxidose
degeneratieve verandering door stoornis in de oxidatieve energieproductie
oorzaken en soorten hypoxidose
- zuurstofgebrek –> hypoxaemische hypoxidose, ischemische hypoxidose, stuwingshypoxidose.
- blokkade van de intramitochondriale oxidatieprocessen –> histotoxische hypoxidose.
- onvoldoende beschikbaarheid van oxideerbare stoffen –> hypoglycemische hypoxidose.
hypoxaemische hypoxidose
een te laag zuurstofgehalte in het arteriële bloed –> geeft cyanose, vb. hoogteziekte, longoedeem, anemie.
ischemische hypoxidose
een verminderde aanvoer van zuurstof en oxideerbare substanties naar cellen door een verminderde arteriële bloedtoevoer –> bleek en cyanotisch uitzicht.
stuwingshypoxidose
verminderde aanvoer van zuurstof en oxideerbare stoffen door een blokkade in de veneuze retour. –> cyanose met toegenomen bloedvolume in het orgaan. je krijgt lokale acidose.
histotoxische hypoxidose
blokkade van de intermitocondriale oxidatieprocessen –> vb. mitochondriale beschadiging, (co)-enzymdeficiënties.
hypoglycemische hypoxidose
gestoorde energieproductie door onvoldoende beschikbaarheid van oxideerbare stoffen, vaak glucose. vb. vasten, malabsorptie, insulinomen.
gevoeligheid organen hypoxidose
hersenen –> heel gevoelig, na 3 minuten irreversibele beschadiging.
centrolubulaire hepatocyten –> gevoelig door specifieke portale circulatie.
medulla van nier en nierpapillen –> erg gevoelig.
skeletspier en hartspier –> efficiënt in onttrekken van zuurstof maar door enorme behoefte toch gevoelig.
foetus is in tweede helft van de dracht en tijdens de partus behoorlijk weerstandig tegen zuurstofgebrek.
algemene noxen die verantwoordelijk zijn voor degeneratie
zuurstoftekort, fysische factoren, infectieuze agentia, voedingsonevenwicht en carenties, genetische defecten, toxines en chemicaliën, immunologische dysfunctie, veroudering, onevenwicht in werklast.
hypoxie
partiële reductie in de zuurstofconcentratie
anoxie
afwezigheid van zuurstof
systemische zuurstoftekort
suffocatie = asfyxie = verstikking (hartfalen)
stoornissen in hemoglobinefunctie (ijzertekort big)
blokkade cellulaire respiratoire enzymen (cyanidevergiftiging)
lokaal zuurstoftekort
ischemie –> infarct, hemorrhagische infarcering
fysische factoren
mechanisch - trauma
elektrisch - stroom
radiatie - beïnvloedt genetisch materiaal
thermisch - extreme kou bemoeilijkt bloedtoevoer
infectieuze agentia
virussen - koortsblaas (Herpes labialis) bacterien - diarree (E. coli) parasieten - milky spots (Ascaris suum) schimmels en gisten - Microsporum canis prionen - BSE - dolle koeienziekte
voedingsonevenwichten en carenties
tekort aan vitamine e, selenium, methionine
genetische defecten
congenitaal –> schubben- of vissenhuid, ichtyosis congenitalis
verworven –> Creutzfeldt-Jakob, soort humane BSE
toxines en chemicaliën
productie vrije radicalen, blokkage en stimulatie membraanreceptoren, wijziging celpermeabiliteit , beschadiging chromosomen of celcomponenten
immunologische dysfunctie
congenitaal –> thymusaplasie bij ‘nude’muis
verworven –> aids
auto-immuunziekten –> lupus erythematosus
veroudering
typisch bij dieren is nodulaire hyperplasie van lever, pancreas, bijnier, milt en schildklier. reden van veroudering is defect in de controle van groei, opstapeling van genetische fouten, cellulair debris, levenslange inwerking noxe of senescentiegenen. het is niet één fenomeen maar meerdere processen.
onevenwicht in werklast
te weinig of overdreven belasting is niet gezond, bepaalde genetische aandoeningen en hormoontherapieën geven het beeld van adaptatie aan verhoogde werklast.
algemene pathogenese van degeneratie
vrije radicalen hebben een onpaar elektron en worden normaal inactief gemaakt door enzymen. ze ontstaan door de absorptie van stralingsenergie, exogene stoffen, enzymatische metabolisatie van exogene stoffen en endogene, oxidatieve reacties.
een vrij radicaal is onstabiel en erg reactief, het is constant op zoek naar een H+ om geneutraliseerd te worden met vorming van H2O. het gaat een chemische reactie aan met eiwitten en lipiden. hij is vooral belangrijk bij de reactie met poly-onverzadigde vetzuren: radicalen onttrekken een H+ van een C tussen twee dubbelle bindingen hierdoor krijg je oxidatie en polymerisatie van de plasmamembraan.
gevolgen van degeneratie
permeabiliteitstoornissen door rechtstreekse beschadiging van membraansystemen en door effect op ionenkanalen met herverdeling van de ionen –> celzwelling
gestoorde eiwitsynthese door DNA beschadiging en membraanschade aan RER en golgi
stijging cytosolisch calcium door beschadiging RER en mitochondriën.