Les 1: Flashcards

1
Q

Pathologie

A

leer der letsels.
letsels ontstaan bij elke afwijking of onderbreking van de normale structuur en functie van cellen, weefsels, organen en volledige organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

etiologie

A

de oorzaak, vaak de noxe -> factor die in te grote of kleine mate aanwezig of toegediend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pathogenese

A

de opeenvolging van fenomenen vanaf inwerken van de noxe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

letsel

A

de abnormaliteit van de cel, het weefsel, veroorzaakt door de noxe en/of de gastheerreactie, kan soms gelijk aan symptomen zijn, bijvoorbeeld een wrat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

symptoom

A

klinisch veruiterlijking van ziekte zoals koorts, manken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

diagnose

A

het waargenomen ziektebeeld of de afwijking een naam geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

prognose

A

voorspelling over het verdere ziekteverloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

etiologiën

A

MIDNIT en VITAMINCDEF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

histologie

A

histo-pathologisch onderzoek met een lichtmicroscoop tot 1000x, het duurt normaal enkele dagen om een staalname- en verwerking tot gekleurde coupes te doen. er zijn verschillende mogelijke specifieke kleuringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

histochemie

A

is gebaseerd op chemische reacties tussen de kleurstof en het weefsel waardoor bepaalde chemische bestanddelen in weefsels specifiek aankleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

enzymhistochemie

A

toont bepaalde enzymen in weefsels aan. hierbij is chemische fixatie niet mogelijk want het maakt enzymen inactief. daarom wordt thermische fixatie toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

immunohistochemie

A

klassieke lichtmicroscopische techniek, bepaalde componenten in weefselcoupes worden aangetoond met specifieke antistoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

immunofluorescentie

A

hierbij wordt een fluorescenrende stof aan de antistof gebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

immunogoud labeling

A

colloïdale goudpartikels worden elektrostatisch gebonden aan antistoffen, meestal wordt dit gebruikt in combinatie met transmissie elektronenmicroscoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

in situ hybridisatie

A

gelabelde specifieke DNA probe wordt gehybridiseerd op m-RNA kopieën in weefsel waar het aan te tonen gen afgelezen wordt bekomt men een signaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

TUNEL

A

meerdere gelabelde dUTP moleculen worden aan de uiteinden van de DNA-fragmenten gehecht, bij apoptose zijn er dan veel fragmenten waardoor kleuring zichtbaar wordt.

17
Q

fasecontransmicroscopie

A

er worden 2 lichtbundels met verschillende fases door het preparaat gestuurd waardoor je (levende) cellen zichtbaar worden zonder kleuring.

18
Q

donker-veldmicroscopie

A

alleen licht dat door het preparaat gebroken werd wordt doorgelaten, de preparaten worden zichtbaar als semi-transparante structuren tegen een zwarte achtergrond.

19
Q

confocale laser scanning microscopie

A

met computersoftware kan een 3D beeld gemaakt worden van weefsels, cellen en organellen. hier is fluorescente contrastering van structuren voor nodig.

20
Q

scanning elektronenmicroscoop

A

werkt als een supervergrootglas (50.000x)waarmee het oppervlak van weefsel bestudeerd kan worden.

21
Q

transmissie elektronenmicroscoop

A

volgt het principe van lichtmicroscopie maar op grotere vergroting (200.000x) de lenzen zijn elektromagnetisch en het beeld krijg je doordat elektronen die door de coupes gaan een fosforscherm doen oplichten.