Les 2: Afwijkingen Flashcards

1
Q

Hypdontie kan zich uiten in welke verschillende vormen? (3)

A
  • solitaire agenesie
  • oligodontie
  • agenesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hyperodontie kan zich uiten in welke verschillende vormen? (4)

A
  • Mesiodens
  • Distomolaar
  • Paramolaar
  • connataal/ neonataal element
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fusie en schizodontie kan zich in 2 vormen uiten, namelijk?

A
  • twinning

- concresentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is dens Evaginatus?

A
  • een dun, tot 3 mm lang uitsteeksel (o,v)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Localiser dens evaginatus? (2)

A
  • occlusaal in of vestibulair van de centrale fissuur van voornamelijk de 2e (onder) (pre) molaren
  • soms ook palataal van de bovenincisief =(talon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarbij moet je uitkijken bij de dens evaginatus?

A
  • in 50% van de gevallen zit hier de uitloper van de pulpa in!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noemen we een uitsteeksel van 3mm dat zich palataal op de bovenincisief bevindt?

A
  • een talon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er na verloop van tijd met de dens evaginatus?

A
  • deze breekt of slijt na verloop van tijd af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan dens evaginatus letsels veroorzaken aan de tand?

A
  • Bij 14-20% ontstaat necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzaak dens evaginatus?

A

onbekend (idiopatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dens invaginatus noemde vroeger?

A

dens in dente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is dens invaginatus?

A
  • dit is een vergroting en verdieping van het foramen caecum, ten koste van de puplaholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Als we de dens evaginatus thk zouden behandelen, hoe zouden we dit moeten doen?

A
  • we zouden stapsgewijs de knobbel moeten afslijpen –> pulpa irriteren zodat deze zich langzaam terug trekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke tand heeft vaak een foramen caecum?

A

linker snijtand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

foramen caecum is?

A
  • blind eindigend gangetje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meestal ontstaat een dens invaginatus op een bepaald vlak, welk?

A
  • linguaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

je hebt 3 soorten dens invaginatus, namelijk?

A
  • type 1: tot in dentine
  • type 2: tot in de pulpaholte
  • type 3: vrijwel tot in de apex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dens invaginatus komt zelden voor bij?

A
  • bij de mandibula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Binnen de dens invaginatus vinden we vaak een palatogingivale groeve, geef de def hiervan

A
  • is een soort van invaginatie waarbij groeve langs cingulum start en doorloopt tot ver onder de gingivale hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is het gevaar bij dens invaginatus of bij een palatogingivale groeve?

A
  • Bevordert de plaque accumulatie dat kan leiden tot parodontitis of soms zelfs pulpitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Moet dens invaginatus tandheelkundig behandeld worden?

A
  • ja, moet tijdig gevuld worden! Wanneer er al cariës is ontstaan kan het vullen complicaties meebrengen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is dilaceratie?

A
  • is extreme kromming in de wortel van een element
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Door wat wordt dilaceratie veroorzaakt?

A
  • onder een verkeerde hoek gemineraliseerde fractuur vaak door overdracht van trauma melkelement op definitieve opvolger
  • bij 3% van de traumata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zien we niet als dilaceratie?

A
  • andere extreme krommingen door ruimtegebrek of obstakels op het doorbraakpad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Soms hebben elementen extra knobbels. Dit kan een verschijnsel zijn van?

A
  • partiële hyperodontie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe noemen we een extra knobbel op de molaren vestibulair (voornamelijk)

A
  • tuberculum paramolare
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bij welke afwijking hoort de knobbel van carbelli?

A
  • dit is een extra knobbel (partiële hyperodontie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wanneer de wortel splits, liggen deze ver uiteen.

A
  • deze kunnen soms dicht bij elkaar splitsen of juist uiteen wijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke wortels hebben vaak te maken met wortelsplitsing? (6)

A
  • hoektand onderkaak (33,43)
  • 2de premolaar onderkaak (35, 45)
  • 1ste premolaar bovenkaak (14, 24)
  • 1ste premolaar onderkaak (34, 44)
  • 2de premolaar bovenkaak (25, 15)
  • snijtand onderkaak (31, 32, 41, 42)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Geef de 5 extra wortels

A
  • Radix paramolaris
  • Radix entomolaris
  • Radix selenka
  • Radix appendiciformis
  • Radix carabelli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar bevindt zich de radix paramolaris?

A

vestibulaire kant van de molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar bevindt zich de radix entomolaris?

A

distolinguaal van de eerste molaar onderkaak, soms ook 2de, 3de molaar en premolaar onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar bevindt zich de radix selenka?

A

onder tuberculum tussen linguale knobbels molaar onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waar bevindt zich de radix appendiciformis?

A

dun, klein, in furcatie van molaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waar bevindt zich de radix carabelli?

A

bij de 2de palatale wortel bovenkaak (26)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een glazuurparel?

A
  • ovale of ronde bolletjes op het glazuur
  • soms een pulpa- uitloper
  • soms kern van dentine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Waar bevindt een glazuurparel zich?

A
  • op of in wortel, soms op glazuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoeveel % van de bevolking heeft een glazuurparel?

A
  • 2-3% van de bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waarbij moet je uitkijken als je patiënt een glazuurparel heeft?

A
  • belang bij tandsteenverwijdering. niet verwarren voor tandsteen en tandsteen onder glazuurparel verwijderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een glazuurspoor?

A
  • minder diepe, spitse uitbochting van het cervicale glazuur naar apicaal
  • soms eindigt dit in een verdikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Locatie van glazuurspoor?

A
  • voornamelik 2de molaar onderkaak maar ook molaar in bk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

risico bij glazuurspoor?

A
  • via glazuurspoor kan plaque subgingivaal gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is macrodontie?

A
  • tanden zijn te groot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hemihypertrofie van het gelaat is bij hoeveel elementen?

A
  • bij 1 of enkele elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

hypofysaire reuzengroei is bij hoeveel elementen?

A
  • alle elementen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

rizomegalie is?

A
  • alleen wortels zijn extreem lang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

macrodontie in mesiodistale richting is?

A

een fusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is microdontie?

A
  • tanden zijn te klein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Locatie van microdontie?

A
  • conische laterale bovenincisief

- alle elementen (gegeneraliseerd) bij bepaalde syndromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

rizomicrie is?

A

korte wortels door radiotherapie, chemotherapie, herpes zoster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat betekent peg shaped teeth

A
  • kegelvormige tanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

wat is taurodontie?

A
  • verdieping van de pulpakamer tot ver in de wortel; ver naar apex gelegen furcatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Taurodontie kenmerken (3)

A
  • erfelijk
  • rasgebonden
  • soms bij syndromen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wanneer is er een grotere kans op wortelversmelting?

A
  • hoe meer naar distaal, hoe groter de kans op fusie wortels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

waardoor kan wortelversmelting ontstaan?

A
  • ruimtegebrek?

- schede van hertwig die onvoldoende invagineert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Amelogenese is (2)

A
  • eerste vorming van organische matrix

- dan mineralisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat als er een fout ontstaat tijdens de amelogenese?

A
  • glazuur wordt hypoplastisch
  • gl ontbreekt
  • wordt dun
  • is onvoldoende gemineraliseerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

hypocalcificaties ontstaan door?

A
  • soms wel goede matrixvorming, maar geen goede mineralisatie
59
Q

waar vindt men vaak hypocalcificaties?

A
  • vaak op vestibulaire vlakken 11 en 21
60
Q

hypocalcificaties bestaan uit 3 soorten vlekken

A
  • witte, gele en bruine vlekken
61
Q

Formatieve stoornissen bij het glazuur kunnen ontstaan door verschillende factoren, namelijk? (9)

A
  • Pre- & perinatale factoren
  • Postnatale infectieziekten
  • Dieet
  • Voedingsstoornissen
  • Endocriene stoornissen
  • Medicatie
  • Traumata
  • Amelogenesis imperfecta hereditaria
  • Syndromen
62
Q

Wat zijn pre- en perinale factoren?

A
  • aandoeningen van de foetus/ baby met effecten op de tandstructuur
63
Q

wanneer start de calcificatie van de melkelementen?

A
  • Start rond week 15 in de utero, pas na geboorte voltooid
64
Q

zijn pre en perinatale factoren erfelijk?

A
  • nee
65
Q

Geef 12 pre- en perinatale factoren

A
  • Congenitale lues
  • Cystische fibrose
  • Diabetes mellitus v/d zwangere vrouw
  • Dioxinen
  • Erythroblastosis foetalis & ABO- incompatibiliteit
  • Infantiele encephalopathie/ cerebral palsy
  • Hypoxie
  • Geboortegewicht
  • Rubella
  • Segmentale odontomaxillaire dysplasie
  • Vitamine D
  • deficiëntie v/d zwangere vrouw
  • Con/neonatale tanden
66
Q

Wat is congenitale lues?

A
  • syfilis ( treponema pallidum)
67
Q

Wanneer kan congenitale lues overgedragen worden?

A
  • tijdens 3e maand van zwangerschap
68
Q

Wat gebeurt er met de tanden bij congenitale lues?

A
  • centrale ameloblasten kunnen degenereren–> de vestibulaire middenbaan komt niet tot ontwikkeling ( smalle, tonvormige tanden)
69
Q

Congenitale lues is meestal in combinatie met 2 andere factoren + hoe noemen we dit

A

triade van hutchinson

  • smalle tonvormige blijvende snijtanden en mulberry teeth ( moerbeiachtige 1ste molaren)
  • doofheid
  • blindheid
70
Q

een andere naam voor cystische fibrose

A

mucovisidose, taaieslijmziekte (erfelijk)

71
Q

Wat is de oorzaak van cystische fibrose?

A
  • chloridekanalen zijn aangetast ( regelen zout- en waterexretie in exocriene cellen)
72
Q

Door mucovisidose ontstaan er?

A
  • ontstaan glazuurstoornissen door deze ziekte + langdurige behandelingen met tetracyclines
73
Q

diabetes mellitus van de zwangere vrouw veroorzaakt?

A
  • frequent hypocalcificaties en hypoplasieën bij kinderen

- neonatale lijn verbreed; postnataal hypomineralisatie & hypoplasie van melkelementen

74
Q

als de diabetes mellitus goed onder controle is, dan heeft hoeveel % van de kinderen tandafwijkingen?

A

10%

75
Q

Dioxinen veroorzaken?

A

glazuurmatrix wordt niet aangelegd en dentine niet gecalcificeerd

76
Q

dioxinen ontstaat door?

A
  • door luchtvervuiling
  • zit in koemelk, moedermelk
  • -> huidige dioxinenniveau’s zijn van weinig belang
77
Q

Wat veroorzaakt Erythroblastosis foetalis & ABO- incompatibiliteit

A
  • Biliverdine & bilirubine (bloedafbraakproduct) blijft aanwezig in gebitselementen
78
Q

Hoe ziet Erythroblastosis foetalis & ABO- incompatibiliteit eruit?

A

-Hypoplastisch glazuur, putjes, horizontale & verticale groeven. Dentine verkleurt groen, blauw, grijs, geel of bruin

79
Q

Infantiele encephalopathie/ cerebral palsy veroorzaakt? + hangt samen met

A
  • 30- 45% heeft glazuurhypoplasie (putjes, groeven) in
    oranjeverkleurde melkelementen
  • Hangt o.a. samen met hypoxie
80
Q
  • wat is hypoxie? + waarvoor zorgt dit?
A
  • Zuurstoftekort van zwangere of baby glazuurstoornissen & bilirubineverkleuring
  • Bij orotracheale intubatie & laryngoscopie: unilaterale hypoplasie door druk op kaak
81
Q

Wat gebeurt er bij kinderen die een laag geboortegewicht hebben (<1200 gram)

A

> 50% van de kinderen heeft hypoplastisch glazuur

  • door tekort aan calcium en fosfaat
  • door ernstige systeemziekte
82
Q

Wat is rubella

A
  • is rode hond
83
Q

Wanneer wordt rubella overgedragen?

A
  • tijdens 1ste trimester van de zwangerschap: veel lichamelijke afwijkingen
84
Q

voor wat voor afwijkingen zorgt rubella?

A
  • 80% krijgt hypoplasie en hypocalcificatie glazuur
85
Q

Wat is Segmentale odontomaxillaire dysplasie?

A
  • faciale hemihyperplasie (1/2 van het gelaat is onderontwikkeld) –> o.a. hypoplasie melkmolaren
86
Q

Waartoe leidt vitamine D-deficiëntie v/d zwangere vrouw

A
  • leidt tot verminderde productie parathormoon bij kind

- hypoplastisch glazuur

87
Q

wat zijn con/ neonatale tanden?

A
  • vaak onvolledige vorming glazuurkap en onvoldoende gecalcificeerd
88
Q

Biliaire atresie veroorzaakt?

A
  • groenverkleurde hypoplastische tanden ( verstoorde galafvoer)
89
Q

CMV staat voor?

A

cyta megalovirus

90
Q

CMV- infectie veroorzaakt?

A
  • glazuur melktanden opaak, geel, onvoldoende gecalcificeerd & hypoplastisch
91
Q

wat veroorzaakt koemelkintolerantie?

A
  • leidt tot tekort aan calcium & fosfor

- mogelijks oorzaak van MIH? (kaasmolaren)

92
Q

Waarvoor staat MIH?

A
  • molar incisor hypomineralisation
93
Q

Geef verschillende postnatale infectieziekten? (8)

A
  • Kinkhoest
  • TBC
  • Longontsteking
  • Difterie
  • Darmontstekingen/diarree
  • Rubella
  • Malaria
  • Bof
94
Q

Wat kan en postnatale infectieziekte veroorzaken?

A
  • koorts; diarree: uitdroging –> hypocalciëmie
95
Q

MIH ontstaat waar?

A
  • bij de eerste molaren of bij de 1ste incisieven
96
Q

MIH, 1ste molaar kenmerken (4)

A
  • zacht
  • geel/bruin
  • zwak
  • zeer gevoelige tanden
97
Q

MIH, 1ste incisief kenmerken

A
  • kan ook verkleuring hebben, maar lijkt harder
98
Q

Glazuurstoornissen kunnen ontstaan door een tekort aan welke vitaminen?

A
  • A
  • D
  • E
  • K
  • C
99
Q

Glazuurstoornissen kunnen ontstaan door een tekort aan algemene bouwstenen, welke?

A
  • mineralen ( calcium, fosfaat)

- sporenelementen ( magnesium, fluoride en strontium)

100
Q

Wat voor stoornis is coeliakie en vitamine D- refractaire rachitis?

A
  • een voedingsstoornis
101
Q

wat veroorzaakt coeliakie?

A

Hypoplasie & verkleuring melkelementen

102
Q

Wat veroorzaakt vitamine D- refractaire rachitis?

A

Hypoplastisch glazuur, gele verkleuring, hypogecalcificeerd met diep doorlopende
spleten

103
Q

Endocriene stoornissen kunnen ontstaan uit 5 organen(?)

A
  • hypofyse -> thyreotroop hormoon
  • Thyroïd -> Thyreoïdhormoon, calcitonine
  • parathyroïd -> parathormoon
  • pancreas -> insuline
  • Gonaden -> geslachtshormonen
104
Q

Waarvoor zorgt teveel fluoride?

A
  • glazuurhypoplasie en bruinzwarte verkleuring
105
Q

Fluorose is?

A
  • chronisch te veel fluoride tijdens de odontogenese
106
Q

Tetracycline zorgt voor

A

Gebitsverkleuringen & glazuurhypoplasie

107
Q

Wat gebeurt er in de elementen als men Tetracycline gebruikt?

A
  • Wordt tijdens odontogenese gestapeld in bot en harde tandweefsels
  • ook prenataal
108
Q

Welke geven ernstigere verkleuringen, nieuwe of oudere tetracyclines?

A
  • oudere tetracyclines
109
Q
  • nieuwe minocycline zorgt voor?
A
  • posteruptieve verkleuring
110
Q

Wat kan trauma veroorzaken?

A
  • trauma melktand kan kiem van definitieve tand beschadigen
  • bruine verkleuringen door binnendringen van bloed (afbraakproducten)
  • beschadiging van ameleoblasten
  • wortelgroei kan stoppen, dilaceratie
111
Q

Een tand beschadigd door traumata noemen we ook?

A
  • turner tand
112
Q

Amelogenesis imperfecta hereditaria is een … stoornis

A

een erfelijke glazuurstoornis, andere weefsels vertonen geen anomalieën

113
Q

Amelogenesis imperfecta hereditaria heeft 4 types?

A
  1. Hypoplastische types
  2. Hypomaturatieve types
  3. Hypogecalcifieerde types
  4. Hypomaturatief- hypoplastische types met taurodontie
114
Q

Hoe ontstaat amelogenesis imperfecta ( hypoplastische types)

A
  • ameleoblasten zijn te vroeg overgegaan tot maturatie
115
Q

Welke structuur heeft het glazuur bij amelogenesis imperfecta? ( hypoplastische types)

A
  • Glazuur is lokaal of algemeen minder dik evt. putten, horizontale banden, verkleuringen
  • glazuur is wel hard
116
Q

Welk type van amelogenesis imperfecta komt het meest voor?

A
  • het hypoplastische type
117
Q

Welke structuur heeft het glazuur bij amelogenesis imperfecta? ( hypomaturatieve types)

A
  • glazuur heeft normale dikte maar is relatief zacht

- glazuur brokkelt af

118
Q

Zie je het hypomaturatieve type van amelogenesis imperfectie goed op de rx?

A
  • nee want deze heeft een verlaagde radiodensiteit
119
Q

Hoe ontstaat amelogenesis imperfecta ( hypogecalcifieerde types)

A
  • onvoldoende mineralisatie door afwijkende glazuurmatrix
120
Q

Welke structuur heeft het glazuur bij amelogenesis imperfecta? ( hypogecalcifieerde types)

A
  • zeer zacht glazuur (aanvankelijk normale dikte)
121
Q

Hoe ziet het glazuur eruit op Rx bij amelogenesis imperfecta? ( hypogecalcifieerde types)

A
  • ziet eruit alsof de tanden “door motten zijn aangevreten”
122
Q

(regionale) odontodysplasie is een vorm van?

A
  • amelogenesis imperfecta hereditaria
123
Q

Hoe ziet (regionale) odontodysplasie eruit op een rx

A
  • wordt gezien als “ghost teeth” omdat ze vaag op de rx staan
124
Q

Wat is aangetast bij odontodysplasie?

A

Glazuur, cement en dentine is aangetast

125
Q

kent men de oorzaak van odontodysplasie?

A

nee, idiopatisch

126
Q

Komt hypocalcificatie en/ of hypomaturatie enkel voor bij amelogenesis imperfecta?

A
  • nee, komt voor bij een zeer lange lijst van syndromen
127
Q

Geef 2 aandoeningen die ervoor zorgen dat het dentine afwijkend is in de tanden?

A
  • dentinedysplasie

- dentinogenesis imperfecta

128
Q

Zijn dentinedysplasie en dentinognesis imperfecta erfelijk?

A
  • ja
129
Q

Dentinedysplasie bestaat uit 2 verschillende types, welke?

A
  • type 1: radiculair

- type 2: coronaal

130
Q

dentinogenesis imperfecta bestaat uit hoeveel verschillende types?

A
  • 3
131
Q
Dentinedysplasie, type 1:
wat is de kleur van de tanden?
Welke vorm hebben de tanden?
wortels?
mobiliteit vd tanden?
A
  • lichtbruine kleur
  • kronen hebben een normale vorm
  • korte of afwezige wortels
  • mobiele elementen, neiging tot migratie
132
Q

Hoe ziet het dentine eruit dicht bij de pulpa (dentinedysplasie, type 1)

A
  • dentine is meer onregelmatie naar de pulpa toe

- obliteratie van de pulpaholte

133
Q

dentinedysplasie: type 2 coronaal
- vorm van kronen?
- kleur?

A
  • korte, bolle kronen

- soms grijs of bruin verkleurd

134
Q

Wat gebeurt er met het glazuur en dentine bij dentinogenesis imperfecta?

A
  • glazuur brokkelt af

- dentine slijt zeer snel

135
Q

Formatieve stoornissen binnen het cement kunnen we verdelen binnen 2 afwijkingen

A
  • gebitsafwijkingen

- botafwijkingen

136
Q

Geef een vorm van een gebitsafwijking

A
  • hypercementosen
137
Q

Geef twee vormen van botafwijkingen

A
  • cemento- osseuze dysplasieën

- periapicale cementeuze dysplasieën

138
Q

wat is hypercementose?

A
  • levenslange afzetting van cement (2,5 µm/jaar)

- soms zeer verdikt

139
Q

Geef algemene oorzaken van hypercementosen

A
  • Acromegalie

- ziekte van Paget

140
Q

Geef lokale oorzaken van hypercementosen

A
  • ontsteking
  • overbelasting
  • Extractie antagonist
141
Q

is preventie mogelijk bij formatieve stoornissen?

A

nee, tenzij door artsen. Het is wel belangrijk om te achterhalen wat de oorzaak ervan is.

142
Q

wat voor aanpak is er nodig bij gegeneraliseerde erfelijke stoornissen?

A

een multidisciplinaire aanpak

143
Q

zijn formatieve stoornissen goed te behandelen?

A
  • ja, kleine stoornissen zijn goed te behandelen (restauratie/bleken)