Les 12 - Het verkeer (traffic) Flashcards
1
Q
het verkeer
A
traffic
2
Q
het vervoer
A
transport
3
Q
de file
A
traffic jam
4
Q
de bromfiets
A
mobilete
5
Q
het stuur
A
volante
6
Q
de chauffeur
A
the driver
7
Q
de haven
A
port/porto
8
Q
de boot
A
boat
9
Q
de brug
A
bridge
10
Q
het vliegtuig
A
airplane
11
Q
het vliegveld
A
airport
12
Q
de luchthaven
A
airport
13
Q
de piloot
A
pilot
14
Q
de stewardess
A
flight attendant
15
Q
het openbaar vervoer
A
public transport
16
Q
de reiskosten
A
travel price
17
Q
het kaartje
A
ticket
18
Q
de reiziger
A
traveller
19
Q
de aankomst
A
arrival
20
Q
het vertrek
A
departure
21
Q
het spoor
A
platform
22
Q
het perron
A
platform
23
Q
de conducteur
A
person who checks the tickets
24
Q
de tramhalte
A
tram stop
25
de hoek
corner
26
het ongeluk
acidente
27
de botsing
colision
28
de benzine
petrol
29
de navigatie
navigation
30
de veiligheid
safety
31
inchecken
to check in
32
uitchecken
to check out
33
instappen
to onboard
34
uitstappen
to offboard
35
ophalen
to pick up
36
wegbrengen (weg/brengen)
bring someone there
37
aankomen
to arrive
38
vertrekken
to departure
39
oversteken
to cross
40
besturen
to drive/to operate
41
richting aangeven
to signal direction
42
linksaf
turn left
43
rechtsaf
turn right
44
rechtdoor
go straight
45
via
via
46
langzaam
slowly
47
snel
fast
48
vlug
fast
49
veilig
safe
50
kapot
broken
51
vooruit
forward / párabrisa
52
achteruit
backwards / vidro de trás
53
weghelft
half of the road
54
beide
both
55
bewusteloos
inconsciente
56
begraafplaats
cemetery
57
gunstige
cheap/good for you/favourable
58
de tarieven
rates
59
huidige
current
60
ongeldig
expired
61
meenemen (mêinemen)
take along
62
spoedaanvraag
urgent request
63
verbonden
attached
64
aangifte
report/declaration
65
proces-verbaal
Police report
66
sinds
since
67
gevolgen
consequence
68
afsluiting
closure
69
gevolden
consequence
70
hinder
obstacle
71
versleten
worn out
72
deskundigen
experts
73
schade
damage
74
scheurtjes
cracks
75
vrachautos
trucks
76
toegankelijk
accessible
77
voertuigen
vehicles
78
vrachtverkeer
truck traffic
79
gemiddeld
average
80
schatting (scháting)
estimation
81
dus
so
82
toen
then
83
net
just
84
iets
something
85
woordvoerder
spokesman
86
neemt
takes
87
weggegooid
thrown away
88
stijging
increase/decolar
89
zogenoemde
so called
90
afnemem (af/nemem)
to decline
91
toenemem (toe/nemem)
to increase
92
groei
grow
93
wereldwijd
worldwide
94
steeg
increased
95
ten opzichte van
compared to/relative to
96
vergeleken
compared to
97
ingezet
deployed
98
vliegtuigmaatschappijen
airline
99
betekent
means/significa
100
voorbij
past over
101
zaken doen
doing business
102
zeker
sure
103
verwacht
expected
104
kwestie
issue
105
lege
empty
106
gesteden
increased
107
verkeersboetes
traffic fines
108
verschil
difference
109
gevallen
cases
110
bebouwde kom
zona urbana
111
overtreding
offence
112
veiligheidsgordel
cinto de segurança
113
onnodig
unnecessary
114
een toeslag
surcharge
115
gelijk (geléik)
directly
116
zonde
sin
117
zonde van het geld
waste of money
