Les 11 Flashcards
1
Q
Waar is mijn broek, Layla?
Jouw broek is in de mand.
A
أين قميصي يا ليلى؟
قميصك في السّلّة.
2
Q
Waar is de tas?
De tas is achter de deur.
A
أين الحقيبة؟
الحقيبة خلف الباب.
3
Q
Jouw fiets is achter het huis.
Hij is bij de boom.
A
درّاجتك خلف البيت.
هي عند الشَجَرة.
4
Q
Dit is een zwarte hijab
A
هذا حجاب أسود.
5
Q
Schoenen
A
حِذاءُ
6
Q
Sok
A
جَوْرب
7
Q
Dit is een witte sok
A
هذا جَوْرَب أبيَض.
8
Q
Dit zijn gele schoenen.
A
هذا حِذَاء أصفر.
9
Q
Waar is mijn fiets?
A
أين درّاجتي؟
10
Q
De kleuren
A
الألوان
11
Q
Welke kleur heeft de roos?
A
ما لون الوردة؟
12
Q
A
