Les 1: belang van planten voor de mens. Flashcards

Memoriseren van de begrippen uit les 1 Plantkunde: belang van planten voor de mens.

1
Q

Wat zijn autotrofe planten?

A

Autotrofe planten bouwen zelfstandig van lichtenergie hun organische verbindingen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn heterotrofe planten?

A

Heterotrofe planten zijn voor water en voeding geheel of gedeeltelijk van andere organismen afhankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Omschrijf: boom

A

Een houtige plant met een enkele stam, in de regel hoger dan 5 m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verklaar: Een struik

A

Een houtige plant die zich al vanaf de grond vertakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een dwergstruik?

A

Een lage struik, minder dan 50 cm hoog, met dikwijls kruidachtige takken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een ‘‘1-jarige’’ plant?

A

Een plant waarvan de levenscyclus zich binnen de 12 maanden afspeelt. Dit hoeft niet binnen een kalenderjaar te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ‘‘2-jarige’’ plant?

A

Een plant waarvan de levenscyclus meer dan één, maar minder dan twee jaar duurt en die niet in het eerste jaar bloeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verklaar: overblijvende plant.

A

Kruidachtige plant die langer dan twee jaar leeft, in de winter boven de grond afsterft, maar in het voorjaar weer uitloopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verklaar de term ‘‘kruidachtig’’.

A

Niet-houtig, met zachte, dunne, buigzame, saprijke stengels die afsterven na het groeiseizoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf: houtig/houtachtig.

A

Boom, struik of dwergstruik met een harde structuur, saparm; stengels en takken zijn zelden groen; blijft meerdere groeiseizoenen functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een ‘‘geofyt’’?

A

Een overblijven plant waarvan de overwinteringsknoppen zich in de bodem bevinden. Bijvoorbeeld : dmv een wortelstok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf het begrip ‘‘Helofyt’’.

A

Overblijvende plant van de waterkant, waarvan de bladeren en de bloeiwijze boven water uitsteken, maar waarvan de overwinteringsknoppen ondergedoken blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een ‘‘Hydrofyt’’?

A

Overblijvende plant, drijvend of ondergedoken. De overwinteringsorganen blijven onder water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een ‘‘Epifyt’’?

A

Een plant die op andere planten groeit zonder daaraan voedsel te onttrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verklaar: ‘‘Parasiet’’.

A

Plant die leeft ten koste van andere planten, waardplanten of gastheren genaamd. De plant neemt uit wortels of stengels, zouten en andere voedingsstoffen op met zuigwortels. Parasieten hebben geen groene bladeren en assimileren niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een ‘‘Halfparasiet’’?

A

Plant die gedeeltelijk leeft ten koste van andere planten. De plant neemt uit wortels of stengels, zouten en andere voedingsstoffen op met zuigwortels. Zelf heeft deze ook groene bladeren en assimileert dus.

17
Q

Wat zijn “saprofieten’’?

A

Organismen die zich voeden met de resten van dode planten/dieren. Hiertoe behoren paddestoelen, schimmels en bacteriën.

18
Q

Verklaar: “Halofyt’’.

A

Een zoutplant, een plant die zodanig is aangepast dat deze in brak of zuur milieu kan leven.

19
Q

Wat is een ‘‘Lithofyt’’?

A

Een plant die op stenen groeit.

20
Q

Wat is ‘‘Xerofyt’’?

A

Een plant die aangepast is aan zeer droge omstandigheden. Die aanpassingen bestaan vooral uit beperking van verdamping, mogelijkheid tot wateropslag in boven- en ondergrondse delen of uit rustperiodes in het droge seizoen.