Dierkunde Les 2: fylogenie van het dierenrijk Flashcards
- Fotoreceptor
Een speciaal type zintuigcel dat aanwezig is in het netvlies en in staat is om licht om te zetten in zenuwimpulsen. In het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. De staafjes gebruik je ’s nachts. De kegeltjes overdags. De staafjes hebben een lage prikkeldrempel voor licht, de kegeltjes hebben een hoge prikkeldrempel voor licht. Met de staafjes zie je grijstinten, met de kegeltjes kleur.
- Planula
Een planula (meervoud: planulae) is het vrijzwemmende larvestadium van een neteldier (Cnidaria).
- Zygote
De zygote is in de levenscyclus van een geslachtelijk voortplantend organisme het eerste, eencellige stadium, vlak na de versmelting van twee haploïde gameten, bijvoorbeeld de bevruchting van een eicel door een zaadcel.
- Medusevorm/poliepvorm
Vrijzwemmend, geslachtelijk stadium bij hydroïdpoliepen en schijfkwallen.
- Cnidaria
De neteldieren (Cnidaria) vormen een stam van in water levende dieren. De stam omvat de schijfkwallen, de kubuskwallen, de hydroïdpoliepen en de bloemdieren. Neteldieren leven uitsluitend in het water, de meeste in zee, maar er zijn ook groepen die in zoet water leven.
- Morula/ blastula/gastrula
De embryogenese is de ontwikkeling van de bevruchte eicel gedurende de eerste zeven weken na de bevruchting. In deze zeven weken groeit de zygote middels mitose (celdeling) van embryo uit tot foetus. De stadia die in deze eerste zeven weken onderscheiden worden zijn achtereenvolgens zygote, morula (het vroegste embryonale stadium), blastula, gastrulatie, neurulatie en, na de eerste week van groei, de organogenese.
- Ecto/endoderm
Een buitenste (ectoderm = buitenhuid) en een binnenste (endoderm = binnenhuid), die de darmholte bekleedt.
- Radiale symmetrie
radiale symmetrie - Indeling van vormen waarin drie of meer krachten van gelijke visuele sterkte en aard zijn verdeeld om een middelpunt.
- Een semi-permeabele celwand
Semipermeabiliteit kan vertaald worden met halfdoorlatendheid of halfdoorlaatbaarheid. Het is een term die met name in de biologie en de scheikunde wordt gebruikt om de eigenschappen van een membraan te beschrijven dat sommige moleculen doorlaat en andere niet.
- Hypotoon/ isotoon/hypertoon
Isotoon (letterlijk gelijke druk) verwijst naar een oplossing waarvan het aantal opgeloste deeltjes per liter gelijk is aan die van een andere oplossing. Gerelateerde termen zijn hypotoon (lagere druk) en hypertoon (hogere druk). De druk waarnaar deze termen verwijzen is de osmotische druk
- Hydrofoob/hydrofiel
Een hydrofiele stof is een stof die van water houdt. De stof lost goed op in water en is polair. Een hydrofobe stof is een stof die water vreest.
- Endocytose
Endocytose is het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door het celmembraan werden ingesloten
- Fagocytose
Fagocytose (v. Gr. phagein = eten; kytos = holte, thans: cel) is het proces waarbij het membraan van een cel vaste deeltjes, zoals andere cellen, omsluit en zo een holte (fagosoom) binnen de cel vormt waarin de omsloten deeltjes buiten het cytoplasma veilig opgeslagen worden.
- Sedentair
Sedentarisme of sendentarisering (Latijn: sedere, zitten) is een levenswijze die wordt bepaald door het verblijf op dezelfde plaats
- Porifera
Sponzen (Porifera) zijn een stam van meercellige dieren die in het water leven en, na hun eencellige, juveniele levensfase zich vastzetten op de bodem.