Dierkunde Les 2: fylogenie van het dierenrijk Flashcards

1
Q
  1. Fotoreceptor
A

Een speciaal type zintuigcel dat aanwezig is in het netvlies en in staat is om licht om te zetten in zenuwimpulsen. In het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. De staafjes gebruik je ’s nachts. De kegeltjes overdags. De staafjes hebben een lage prikkeldrempel voor licht, de kegeltjes hebben een hoge prikkeldrempel voor licht. Met de staafjes zie je grijstinten, met de kegeltjes kleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Planula
A

Een planula (meervoud: planulae) is het vrijzwemmende larvestadium van een neteldier (Cnidaria).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Zygote
A

De zygote is in de levenscyclus van een geslachtelijk voortplantend organisme het eerste, eencellige stadium, vlak na de versmelting van twee haploïde gameten, bijvoorbeeld de bevruchting van een eicel door een zaadcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Medusevorm/poliepvorm
A

Vrijzwemmend, geslachtelijk stadium bij hydroïdpoliepen en schijfkwallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Cnidaria
A

De neteldieren (Cnidaria) vormen een stam van in water levende dieren. De stam omvat de schijfkwallen, de kubuskwallen, de hydroïdpoliepen en de bloemdieren. Neteldieren leven uitsluitend in het water, de meeste in zee, maar er zijn ook groepen die in zoet water leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Morula/ blastula/gastrula
A

De embryogenese is de ontwikkeling van de bevruchte eicel gedurende de eerste zeven weken na de bevruchting. In deze zeven weken groeit de zygote middels mitose (celdeling) van embryo uit tot foetus. De stadia die in deze eerste zeven weken onderscheiden worden zijn achtereenvolgens zygote, morula (het vroegste embryonale stadium), blastula, gastrulatie, neurulatie en, na de eerste week van groei, de organogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Ecto/endoderm
A

Een buitenste (ectoderm = buitenhuid) en een binnenste (endoderm = binnenhuid), die de darmholte bekleedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Radiale symmetrie
A

radiale symmetrie - Indeling van vormen waarin drie of meer krachten van gelijke visuele sterkte en aard zijn verdeeld om een middelpunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Een semi-permeabele celwand
A

Semipermeabiliteit kan vertaald worden met halfdoorlatendheid of halfdoorlaatbaarheid. Het is een term die met name in de biologie en de scheikunde wordt gebruikt om de eigenschappen van een membraan te beschrijven dat sommige moleculen doorlaat en andere niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Hypotoon/ isotoon/hypertoon
A

Isotoon (letterlijk gelijke druk) verwijst naar een oplossing waarvan het aantal opgeloste deeltjes per liter gelijk is aan die van een andere oplossing. Gerelateerde termen zijn hypotoon (lagere druk) en hypertoon (hogere druk). De druk waarnaar deze termen verwijzen is de osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Hydrofoob/hydrofiel
A

Een hydrofiele stof is een stof die van water houdt. De stof lost goed op in water en is polair. Een hydrofobe stof is een stof die water vreest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Endocytose
A

Endocytose is het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door het celmembraan werden ingesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Fagocytose
A

Fagocytose (v. Gr. phagein = eten; kytos = holte, thans: cel) is het proces waarbij het membraan van een cel vaste deeltjes, zoals andere cellen, omsluit en zo een holte (fagosoom) binnen de cel vormt waarin de omsloten deeltjes buiten het cytoplasma veilig opgeslagen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Sedentair
A

Sedentarisme of sendentarisering (Latijn: sedere, zitten) is een levenswijze die wordt bepaald door het verblijf op dezelfde plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Porifera
A

Sponzen (Porifera) zijn een stam van meercellige dieren die in het water leven en, na hun eencellige, juveniele levensfase zich vastzetten op de bodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Blauwalg
A

Blauwalgen, blauwwieren of cyanobacteriën vormen de stam Cyanobacteria binnen het domein van de Bacteria. De blauwwieren zijn prokaryoot, en ze zijn net als de eukaryote planten en algen in staat tot fotosynthese, waarbij moleculaire zuurstof wordt geproduceerd

17
Q
  1. Nautilus
A

Nautilussen (Nautilidae) zijn een familie van weekdieren die behoren tot de inktvissen (Cephalopoda). … De wetenschappelijke geslachtsnaam Nautilus is afgeleid van het Griekse woord ναυτίλος of nautilos, dat ‘zeiler’ betekent. Nautilussen zijn in vergelijking met andere groepen van weekdieren een zeer kleine familie

18
Q
  1. Ammoniet
A

Ammonieten (Ammonoidea) zijn een uitgestorven onderklasse van de inktvissen (Cephalopoda). Het waren zeedieren die wereldwijd in groten getale voorkwamen in het laat-Paleozoïcum en gedurende het gehele Mesozoïcum. Ze worden als fossiel teruggevonden.

19
Q
  1. Trilobiet
A

Trilobieten (Trilobita, vertaald drielobbigen) vormen een bekende klasse uitgestorven geleedpotigen, die in zee leefden.

20
Q
  1. Stromatoliet
A

Stromatolieten zijn géén fossielen, maar sedimentaire kalkstructuren, ontstaan door het vangen, neerslaan en vastleggen van sediment in matten, gevormd door micro-organismen, voornamelijk cyanobacteriën, die zelf ook nog kalk kunnen afscheiden.