Lektion 5 NL - DU Flashcards
1
Q
Anrufen
A
Opbellen
2
Q
Brauchen
A
Nodig hebben
3
Q
De freundschaft
A
De vriendschap
4
Q
Heute
A
Vandaag
5
Q
Immer
A
Altijd
6
Q
Sagen
A
Zeggen
7
Q
Sich treffen
A
Elkaar zien
8
Q
Das wochenende
A
Het weekend