lektion 2 Flashcards
1
Q
anstrengend
A
vermoeiend
2
Q
der Auftrag
A
de opdracht
3
Q
die Ausdauer
A
het uithoudingsvermogen
4
Q
ausreichend
A
voldoende
5
Q
beachten
A
letten op
6
Q
bevorzugen
A
de voorkeur geven aan
7
Q
die Erlaubnis
A
de toestemming
8
Q
Der Fakt
A
het feit
9
Q
sich fürchten vor
A
vrezen voor
10
Q
hervorheben
A
benadrukken
11
Q
Der Ruf
A
de reputatie
12
Q
schätzen
A
waarderen
13
Q
schlicht
A
eenvoudig
14
Q
schließlich
A
ten slotte
15
Q
üblich
A
gebruikelijk