leefomgeving: wateroverlast 1 Flashcards

1
Q

Welke drie soorten rivieren zijn er?

A
  • Gletsjerrivier
  • Regenrivier
  • Gemengde rivier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een gletsjerrivier?

A

Een rivier die vooral smeltwater van een gletsjer afvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een regenrivier?

A

Een rivier die alleen regen afvoert (de Maas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een gemengde rivier?

A

Een rivier die zowel regen als smeltwater afvoert (de Rijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het stroomstelsel/ stroomgebied?

A

De hoofdrivier en de zijrivieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met alle neerslag die in binnen de waterscheidingen van het stroomgebied valt?

A

Het zal uiteindelijk in de hoofdrivier belanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een waterscheiding?

A

Bijvoorbeeld een berg of een hoger gelegen gedeelte, dat als een scheiding werkt tussen twee stroomgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer er neerslag valt, moet het nog de weg afleggen naar een rivier, hoe noemen we de tijd die het water erover doet?

A

De vertragingstijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet het moment dat de rivier het grootste gedeelte water moet verwerken?

A

De piekafvoer van de rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een lengteprofiel?

A

Het indelen van een rivier in bovenloop, middenloop en benedenloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe dichter je bij de bovenloop van de rivier komt … ?

A

Hoe steiler de hellingshoek van de rivier wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Erosie is het grootst in … en wat is erosie?

A

De bovenloop van de rivier, erosie is het schuren van elementen van de natuur met materialen uit de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er in de benedenloop van de rivier?

A

Hoe dichter bij de benedenloop hoe lager de stroomsnelheid is, des te lager de erosie en des te hoger de sedimentatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is sedimentatie en in welk deel van de rivier is het het grootst?

A

Het neerleggen van materiaal dat al eerder is geërodeerd, zoals zand, grind of klei. De sedimentatie is het grootst in de benedenloop van de rivier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar heeft de mate van erosie mee te maken?

A

De stroomsnelheid die groter kan worden naarmate de hellingshoek van de rivier groter wordt. Hoe groter de hellingshoek, hoe groter de stroomsnelheid, hoe groter de mate van erosie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er naarmate de rivier minder stijl wordt?

A

Sedimentatie zal optreden, dus de rivier legt haar sediment neer.

17
Q

Wat is het verval?

A

Het verschil tussen de hoogte van punt A en de hoogte van punt B in meters, die de rivier heeft afgelegd.

18
Q

Wat is het verhang?

A

Het verval gedeeld door de lengte in kilometers tussen punt A en B, die de rivier heeft afgelegd. Verhang = Verval : Aantal km tussen punt A en B.

19
Q

Hoe bereken je en noteer je het verhang?

A

1600m (verval) : 1320km = 1,21 m/km (verhang).

20
Q

Wat wordt berekent met het verhang?

A

Hoeveel meter de rivier daalt per kilometer, bijvoorbeeld 1,21 meter daling per kilometer.

21
Q

Hoe hoger het verhang … ?

A

Hoe steiler de helling van de rivier, hoe hoger de stroomsnelheid.

22
Q

Wat is het dwarsprofiel?

A

Hierbij kijk je dwars tegen de rivier aan, alsof hij doormidden gesneden is.

23
Q

Wat zijn de oorzaken voor het verschil van waterafvoer in de zomer en winter?

A

In de winter wordt meer water afgevoerd in de rivier dan in de zomer, omdat er meer neerslag valt en er minder verdamping is in de winterperiode, terwijl er in de zomerperiode minder neerslag is en meer verdamping. Dus de waterpeil van een rivier is hoger in de winter en lager in de zomer.

24
Q

Wat zijn belangrijke begrippen van het dwarsprofiel van links naar rechts?

A

Binnendijks gebied, winterdijk, buitendijks gebied, uiterwaard, hoogwaterpeil, zomerdijk, laagwaterpeil, zomerbed.

25
Q

Waar spreken we van als we kijken naar de afvoer van een rivier over een heel jaar?

A

Het regiem.

26
Q

Wat betekent een regelmatig en onregelmatig regiem.

A

Wanneer de waterafvoer in jaren soortgelijk is, is het regiem regelmatig. Wanneer er verschil zit in de waterafvoer in jaren, is het regiem onregelmatig. De verwarming van de aarde kan hier bijvoorbeeld invloed op hebben.

27
Q

Wat is het debiet?

A

De afvoer van een rivier in kubieke meter (m2) per seconde, gemeten op een bepaald moment en een bepaalde plaats.

28
Q
A