leefomgeving: stedelijke gebieden Flashcards

1
Q

Wat is een buurtprofiel?

A

Een samenvatting van de belangrijkste kenmerken van een buurt, om de buurt te kunnen beoordelen en vergelijken met andere buurten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naar welke kenmerken kijk je bij een buurtprofiel?

A
  • Bewonerskenmerken
  • Woningkenmerken
  • Omgevingskenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar kijk je naar bij de bewonerskenmerken

A
  • Grootte van de huishoudens
  • Etniciteit
  • Inkomen
  • Gezinsfase
  • Leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kijk je naar bij de woningkenmerken?

A
  • Ouderdom (bouwjaar)
  • Eigendom (huur/koop)
  • Woningtype (vrijstaande, rijtjes, portiekflat, galerijflat)
  • Staat van onderhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is de binnenstad gebouwd?

A
  • Binnenstad is als eerst gebouwd (omstreeks 1400).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke woningen liggen om de binnenstad heen?

A
  • Om de binnenstad heen, de 19-eeuwse arbeiderswijken. Zodat de arbeiders dichtbij werk woonden, woningen verre van optimaal. Kleine slechte gebouwde huurwoningen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurde er met woningen in 1901?

A
  • 1901 werd de woningwet ingevoerd, meer aandacht voor de bouw van woningen met eisen.
  • 1901 ook woningbouwvereniging opgestart, die de sociale huurwoningen in de gaten hield. Ze leveren goede betaalbare huurwoningen voor de lagere sociale klasse.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurde er met woningen na de tweede wereldoorlog?

A
  • Er was een woningnood.
  • Rond de jaren 60, snel en veel portiekflats en rijtjeshuizen gebouwd.
  • Woningen van matige kwaliteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk woningtype werd in de jaren 70 gebouwd?

A
  • De galerijflats.
  • De groenvoorziening werd ook meer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurde er met woningen vanaf de jaren 80?

A
  • Stadsvernieuwing om oude huurwoningen op te knappen.
  • Minder hoogbouw en meer laagbouw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke wijken kwamen er in 1990?

A
  • De Vinex-wijken, dit zijn wijken die dichtbij de stad liggen en gebruik maken van de voorzieningen in de stad, want deze hebben ze in de wijk weinig.
  • Er zijn duurzamere woningen, koop en huur, waar ook geïnvesteerd wordt in een groenere omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de woonomgeving?

A

De omgeving waarin een buurt staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is subjectieve veiligheid?

A

Het gevoel van (on)veiligheid, kun je meten door te bevragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is objectieve veiligheid?

A

Feitelijke veiligheid, dus criminelen feiten die door de politie zijn vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kijk je naar tijdens het analyseren van de inrichting van de open ruimte op (on)veiligheid?

A
  • Toegankelijkheid
  • Onderhoud
  • Overzichtelijkheid
  • Toezicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is toegankelijkheid in openbare ruimte?

A

Bijvoorbeeld een park dat ‘s avonds dicht gaat of open blijft en voor wie is het park toegankelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is onderhoud in openbare ruimte?

A

Bijvoorbeeld met of zonder dichtgespijkerde woningen en met of zonder verloedering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is overzichtelijkheid in openbare ruimte?

A

Bijvoorbeeld fietspaden met of zonder verlichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is toezicht in openbare ruimte?

A

Bijvoorbeeld, zijn er flats of zijn er huizen die met de ramen naar elkaar gericht staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de sociale cohesie?

A

De sociale samenhang van een buurt. In hoeverre zijn de bewoners bereid elkaar te helpen of een actieve rol te hebben in de buurt. Gevolg van sociale cohesie is dat de subjectieve sociale veiligheid vergroot wordt, omdat mensen elkaar meer in de gaten houden en elkaar ondersteunen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kan sociale cohesie vergroot worden?

A
  • Buurtwhatsapp
  • Ontmoetingsplek
  • Buurthuis
  • Speeltuintje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat betekend segregatie?

A

Dat bevolkingsgroepen gescheiden van elkaar wonen.

23
Q

Wat zijn de 2 oorzaken van segregatie?

A
  • De eerste oorzaak is dat een bevolkingsgroep minder verdient, waardoor een bevolkingsgroep meer naar de armere delen van de stad wordt gedwongen.
  • De tweede oorzaak is dat bevolkingsgroepen zichzelf afscheiden vanwege etnisch achtergrond.
24
Q

Wat gebeurd er met de lagere sociaaleconomische klasse?

A

Doordat ze minder verdienen kunnen ze minder woonkosten betalen, hierdoor wordt deze groep vaak op de zelfde woningtypes en armere gebieden in de stad aangewezen.

25
Q

Wat gebeurd er met de hogere sociaaleconomische klasse?

A

Deze groep heeft meer keuze in duurdere woningen en rijkere gebieden, ze zullen dus vooral naar de Vinex-wijken dichtbij de stad of in een gebied in de stad met meer koopwoningen trekken.

26
Q

Wat kan een gevolg zijn van Vinex-wijken?

A

Hierdoor kan er meer segregatie optreden.

27
Q

Op welke manier is etniciteit een oorzaak van segregatie?

A
  • Veel mensen met een migratieachtergrond zitten in de zelfde sociaaleconomische klasse, dus zich meer in de armere delen van de stad vestigen.
  • Ze willen dichtbij elkaar wonen, om makkelijker sociale contacten te leggen en passende culturele voorzieningen in de buurt te hebben.
28
Q

Wat zijn oplossingen voor segregatie?

A
  • Mixen van armere en rijkere bevolking en daarbij horende voorzieningen.
  • Een beleid van herstructurering en stadsvernieuwing met 30% sociale huurwoningen.
29
Q

Waarom is stadsvernieuwing het leven in geroepen?

A
  • In de 19e eeuw zijn arbeiderswijken gebouwd, klein met weinig luxe.
  • Woningen vervallen.
  • Vooral rijkere mensen trokken weg uit de stad (suburbanisatie).
  • Ze gingen in de groeikernen wonen, gebieden dichtbij de stad waar de rijke een gezin gingen stichten.
  • Wegtrekken van bevolking was niet de bedoeling.
  • Verandering in 1980, de stad werd vernieuwd door renoveren en saneren.
30
Q

Stadvernieuwing kan door middel van saneren en renoveren, wat betekent dit?

A
  • Renoveren is het opknappen van bestaande woningen.
  • Saneren is het slopen van de bestaande woning om nieuwbouwwoningen te plaatsen.
31
Q

Waardoor werden steden weer aantrekkelijk gevonden in 1990?

A

Doormiddel van het toepassen van herstructurering, dus het opnieuw inrichten van een gebied door het saneren en renoveren van de 19e-eeuwse arbeiderswijken en naoorlogse wijken.

32
Q

Wat is herstructurering?

A

het opnieuw inrichten van een gebied door het saneren en renoveren van bijvoorbeeld de 19e-eeuwse arbeiderswijken en naoorlogse wijken. En het plaatsen van nieuwe en mooie koopwoningen in plaats van de sociale huurwoningen die er eerst stonden.

33
Q

Wat zijn gevolgen van herstructurering?

A

Gebieden trekken hierdoor meer mensen uit hogere sociaaleconomische klasse aan, hierbij passen de voorzieningen zich ook aan. Hierdoor worden voorzieningen te duur voor de oorspronkelijke bevolking en veranderd de bevolkingssamenstelling.

34
Q

Hoe ziet het proces van gentrification eruit?

A
  • Herstructureren van het gebied.
  • Gebied trekt rijkere mensen aan.
  • Voorzieningen passen zich hierbij aan.
  • Voorzieningen trekken rijkere mensen aan.
  • De oorspronkelijke armere bevolking kan deze voorzieningen niet meer betalen.
  • Armere trekken weg.
  • De bevolkingssamenstelling veranderd.
  • Bevolkingsgroepen zullen meer gescheiden van elkaar wonen.
35
Q

Wat is is een duurzame/sustainable city?

A
  • Een stad die energieneutraal wil worden (net zoveel opwekken als verbruiken).
  • Afval hergebruiken.
  • Toekomstbestendig zijn voor toekomstige inwoners.
  • Extra goede isolering van woningen met duurzame materialen.
36
Q

Wat zijn de kenmerken van een smart city?

A
  • Veel technologie, computers en internet.
  • Doel is verbeteren van de leefbaarheid.
  • Daarbij denkend aan het milieu.
37
Q

Wat is een kenniseconomie?

A

Een economie die vooral draaiende blijft op kennis van nieuwe technologische snufjes en nieuwe producten die worden bedacht.

38
Q

Waardoor zal de kennis in de toekomst nog belangrijker worden?

A

Door globalisering en jezelf onderscheiden met deze gespecialiseerde kennis.

39
Q

In welke 2 soorten wordt kennis onderscheidt?

A

Technologische kennis en sociale kennis.

40
Q

Wat is technologische kennis?

A

Hoe dingen in elkaar gezet moeten worden en welke materialen hierbij nodig zijn.

41
Q

Wat is sociale kennis?

A

Hoe producten het best verkocht kunnen worden, dus de marketing van een product, dit wordt gebaseerd op het gedrag van mensen.

42
Q

In welke sector kan een marketingbedrijf geplaatst worden?

A

In de tertiaire sector, dus een dienst verleend aan een ander bedrijf of overheid (zakelijke dienstverlening).

43
Q

Waar in Nederland zou een marketingbedrijf zich vestigen en waarom?

A

In de steden, naast de diensten die ze als creatievelingen aan de stad leveren, stimuleren ze ook de economie van de stad.

44
Q

Op welke manier stimuleren de creatievelingen van een marketingbedrijf de economie van een stad?

A

Omdat ze graag geld uitgeven in de stad, hierdoor hangt er een sfeer van succes in de stad.

45
Q

Wat is een creatieve stad?

A

Een stad met veel werkgelegenheid in de creatieve beroepen, waar creatieve bedrijven samen clusteren (Amsterdam, Hilversum en Utrecht).

46
Q

Hoe draagt de creatieve sector bij aan de kenniseconomie?

A

Ze leveren diensten met hun kennis op de kenniseconomie draaide te houden.

47
Q

Hoe is de kenniseconomie ontstaan?

A
  • Tussen 1975 en 1990 trokken veel bedrijven juist weg uit de stad.
  • Na 1990 kwam de kenniseconomie pas echt in opkomst.
  • Op dit moment is er veel innovatie, ontwerpen van nieuwe producten.
48
Q

In de huidige tijd is innovatie erg belangrijk, wat wordt hiervoor ontwikkelt?

A

Sienceparks en broedplaatsen.

49
Q

Wat zijn sienceparks?

A

Een plek waar een universiteit of meerdere universiteiten dichtbij de bedrijven liggen om goed samen te kunnen werken.

50
Q

Wat zijn broedplaatsen?

A

Een plek die de gemeente van de stad beschikbaar stelt, waar veel goedkope gebouwen zijn, hier gaan veel artistieke bedrijven zich vestigen. Deze plekken hebben een creatieve en oude sfeer en de prijzen om te vestigen zijn laag.

51
Q

Wat waren de goedkope gebouwen die in de broedplaatsen liggen vroeger?

A

Oude fabrieken die niet meer voor hun fabrieksfunctie gebruikt worden

52
Q

Wat zijn de gevolgen van een kenniseconomie?

A
  • Kennis lag vroeger in de industrie, maar deze banen zijn verplaats naar lageloonlanden. Hierdoor blijven er voor onze laagopgeleide bevolking de slecht betaalde banen over.
  • Specialisten die wel met de kenniseconomie kunnen meedraaien, dus de hoogopgeleide bevolking, profiteert wel.
  • Grotere verschillen tussen inkomen van laagopgeleide en hoogopgeleide.
53
Q

Hoe noem je het grote verschil tussen het inkomen van laagopgeleide en hoogopgeleid mensen?

A

De duale arbeidsmarkt, de sociale ongelijkheid zal hierdoor groter worden.