Latijn woorden les 2-7 LA-NL Flashcards
Jupiter
Iupiter, acc. Iovem
Pluto
Pluto, acc. Plutonem
koningin
regina
nu
nunc
zitten
sedēre
tussen, temidden van + acc.
inter + nv?
verdrietig zijn
dolēre
want
nam
helpen
iuvare
teruggeven
reddere
(na)denken
cogitare
noch…noch, niet…en ook niet
nec…nec
kwetsen, beledigen
laedere
willen, begeren, verlangen
cupere /io
besluit, plan
consilium
nemen
capere
jaar
annus
verdelen
dividere
zes
sex
toen, dan
tum
zorgen (voor + acc.)
curare
blij zijn, zich verheugen
gaudēre
akker
ager
over, door…heen + acc.
per + nv?
zwerven
errare
onderzoeken, inspecteren
explorare
vier
quattuor
paard
equus
trekken
trahere
kijk
ecce
vriendin
amica
naderen
appropinquare
binnengaan, binnenkomen
intrare
verzamelen
legere
lachen
ridēre
horen
audire
zien
vidēre
meteen
statim
beminnen, verliefd zijn op
amare
vluchten
fugere
proberen
temptare
maar
sed
naar … (binnen), in
in + acc.
uitroepen
exclamare
redden
servare
roven, meesleuren
rapere /io
durven
audēre
want, immers
enim
vrezen, bang zijn (voor + acc.)
timēre
vervolgens
deinde
openen
aperire
onder
sub + acc.