Latijn voorvoegsels Flashcards
1
Q
a-, an
A
Ontkenning (niet)
Bijv. Anemie (te weinig erythrocytes)
2
Q
Anti
A
Tegen
Bijv. (Antibioticum = tegen micro-organismen)
3
Q
Ceptivum
A
Tegen bevruchting
4
Q
Contra
A
Tegen
Contra-indicatie
5
Q
Cum-, com-, con
A
Met, samen
Compressie = samendrukking
6
Q
Condensatie
A
Verdichting
7
Q
De
A
Af, verwijderen
Decompressie = verwijderen van de druk
8
Q
Dia
A
Door
Diafragma = doorkijkopening
9
Q
Dys
A
Slecht, verkeerd
Dyspepsie = invoelend vermogen
10
Q
Endo
A
Naar binnen (Endocarditis = ontsteking van de binnenbekleding van het hart)
11
Q
e-, ex
A
Uit
Excema = uitslag
12
Q
Exo
A
Naar buiten (Exorotatie = naar buiten draaiend)
13
Q
Extra
A
Buiten, uit
Extractie = naar buiten trekken
14
Q
Hemi
A
Half, gedeeltelijk
Hemiparalyse = halfzijdig verzwakt
15
Q
Hyper
A
Te veel, vermeerderd
Hyperactief