Latijn Flashcards
executeren
terechtstellen
delegeren
overdragen van bevoegdheden inclusief de verantwoordelijkheid
migreren
trekken naar een andere plaats
domineren
overheersen
tolereren
gedogen, toelaten
exciteren
ophitsten, opwekken
intimideren
bang maken
marchanderen
pingelen, onderhandelen, compromissen sluiten
diversifiëren
spreiden (om verscheidenheid te krijgen)
preciseren
nauwkeuriger maken
draineren
ontwateren
escoteren
begeleiden, wegbrengen
contamineren
verontreinigen, vervuilen
rebelleren
in opstand komen
convoceren
samenroepen, doen bijeenkomen
etaleren
uitstallen, ten toonstellen
integreren
samenvoegen, groeperen
irrigeren
voldoende water voorzien door middel van kanalen
evoqueren
sfeer oproepen, voor de geest brengen
ventileren
luchten (ltt&fig)
demografisch
iets met bevolking
minutieus
tot in de puntjes, zeer nauwkeurig
combattief
strijdlustig
expliciet
uitdrukkelijk
dubieus
twijfelachtig
xenofoob
angst voor alles wat vreemd is
recent
onlangs
occasioneel
af en toe
furieus
woedend
punctueel
stipt
endemisch
inheems
elitair
arrogant, exclusief, geprivilegieerd, eigen aan de elite
rationeel
verstandelijk
sporadisch
hier en daar (zeldzaam)
relatief
iets moet worden bezin in relatie tot iets anders
corpulent
dik, zwaarlijvig
exhaustief
vermoeiend,uitputtend
mathematisch
wiskundig
scrabeus
schuine, niet zoals het hoort, schunnig