LATIJN Flashcards
71-90
1
Q
rogare
A
vragen
2
Q
spectare
A
spieken
3
Q
stare
A
staan
4
Q
gaudere
A
blij zijn
5
Q
respondere
A
antwoorden
5
Q
habere
A
hebben/beschouwen als
6
Q
sedere
A
zitten
7
Q
videre
A
zien
7
Q
aperire
A
openen/onthullen
8
Q
venire
A
komen
9
Q
A
9
Q
esse
A
zijn
10
Q
cur?
A
waarom?
11
Q
domum
A
naar huis
12
Q
ideo
A
daarom