Latijn Flashcards
vocabularium
avus
de grootvader
rosa
de roos
donum
het geschenk
amicus
de vriend
deus
de god
filius
de zoon
dominus
de meester
locus
de plaats, de gelegenheid
populus
het volk
puer
de jongen
servus
de slaaf
insula
het eiland
puella
het meisje
pugna
het gevecht
terra
de aarde, het land
vita
het leven
castra
het kamp
forum
het forum
templum
de tempel
vinum
de wijn
bonus
goed
Graecus
Grieks
iratus + dat.
woedend op
longus
lang
magnus
groot, belangrijk
medius
middelste, het midden van
novus
nieuw
primus
eerste, het eerste van
Romanus
Romeins
solus
eenzaam
totus
geheel
nullus
geen
pulcher
mooi
dux
de leider
mater
de moeder
corpus
het lichaam
civis
de burger
frater
de broer
homo
de mens
hostis
de vijand
miles
de soldaat
mons
de berg
mulier
de vrouw
nox
de nacht
pars
de kant/ het deel
soror
de zus
urbs
de stad
uxor
de echtgenote
vox
de stem/ het woord
flumen
de rivier
litus
de kust
nomen
de naam
tempus
de tijd/ het moment
fortis
dapper/ sterk
atrox
vreselijk
ingens
reusachtig
sapiens
wijs/ verstandig
gravis
zwaar/ ernstig
omnis
elk/ geheel/ alle
tristis
droevig
celer
snel
fructus
de vrucht
res
de zaak
domus
het huis
manus
de hand/ de groep
dies
de dag
ego
ik
tu
jij
se
zich
is ea id
hij, zij, het, die, dat
nos
wij
vos
jullie
ii eae ea
zij
meus
mijn
tuus
jouw
suus
zijn haar hun
noster
ons onze
vester
jullie
hic
deze dit
iste
die dat
ille
die dat
idem
hetzelfde/ dezelfde
ipse
zelf precies
nemo
niemand
nihil
niets
intrare
binnengaan
portare
dragen
rogare
vragen
aedificare
bouwen
clamare
roepen
dormire
slapen
habere
hebben/ beschouwen als
inquit
zegt hij/zij
deinde
daarna
denique
ten slotte
domum
naar huis
etiam
ook/ zelfs/ nog
hic
hier
iam
al/ dadelijk
ibi
daar
itaque
daarom/ en zo
ideo
daarom
saepe
dikwijls
semper
altijd
sic
zo
simul
tegelijk
statim
dadelijk
tamen
toch
tandem
(uit) eindelijk
tum of tunc
op dat moment/ dan
ubi
waar?/ (daar) waar
maxime
zeer/ het meest
subito
plotseling
ac of atque
en
at
maar
aut
of
autem
maar/ echter
enim
want
et
en/ ook
nam
want
nec of neque
en niet/ ook niet
-que
en
sed
maar
cum
toen/ wanneer
dum
terwijl
quamquam
hoewel
quia
omdat
quod
omdat
si
als
ubi
toen/ wanneer
non
niet
flamma
de vlam
regina
de koningin
grex
de kudde
pastor
de herder
vates
de waarzegger/ de dichter
fames
de honger
incolumis
ongedeerd
cogitare
(na) denken
pascere
weiden/ hoeden/ laten grazen
primum of primo
eerst/ voor het eerst
quidem
wel(iswaar)/ tenminste/ meer bepaald
quam
dan/ zo … mogelijk
campus
de vlakte
silva
het bos
studium
de studie/ de sympathie/ de ijver
alius
de andere
alius…alius
de ene… de andere
alii… alii
somigge(n)…. andere(n)
alter
de andere
alter….alter
de ene….. de andere
dives
rijk
vetus
oud
crudelis
wreed
augere
doen groeien/ vermeerderen
ad+acc
tot/naar/bij
ante+acc
voor
apud+acc
bij
circum+acc
rondom
post+acc
achter/na
ob+acc
tegenover/wegens
inter+acc
tussen/tijdens
per+acc
door/gedurende
praeter+acc
voorbij/ behalve
trans+acc
over
a of ab+abl
van/ door
cum+ abl
met
de+abl
van/ over
in+abl
in/ op
pro+abl
voor/ in plaats van
e of ex+abl
uit/ vanaf
sine+ abl
zonder
in+acc
naar/tegen
sub+acc
tot onder/omstreeks
sub+abl
onder/omstreeks
pater
de vader
discordia
de ruzie
forma
de vorm/ de schoonheid
nuptiae
de bruiloft/ het huwelijk
iudicium
het oordeel/ het proces
potens
machtig
iudicare
oordelen
parare
klaarmaken/ verwerven
regnare
heersen
officium
de taak/ de verplichting
fraus
het bedrog
os
de mond/ het gelaat
audere
durven
debere
moeten/ verschuldigd zijn
iacere (iaceo)
liggen
finire
beëindigen/ begrenzen
non solum.. sed etiam
niet alleen .. maar ook
amare
houden van/ beminnen
monere
waarschuwen
tegere
bedekken/ beschermen
audire
luisteren naar/ horen
capere
(in)nemen
dicere
zeggen/ spreken
ducere
leiden
facere
maken/ doen
esse
zijn/ bestaan
posse
kunnen
ire
gaan
velle
willen
nolle
niet willen
malle
liever willen
ferre
dragen/ brengen
dolus
de list
ventus
de wind
ara
het altaar
gratia
de charme/ het aanzien/ de dank
oraculum
het orakel
laetus
vrolijk
maestus
treurig
sacer
heilig/ gewijd
auctor
de dader
sacerdos
de priester
condicio
de toestand/ de voorwaarde
difficilis
moeilijk
stare
staan/ blijven staan
errare
zwerven/ zich vergissen
navigare
varen
respondere
antwoorden
desinere
ophouden
exigere
uitdrijven/ eisen/ voltooien
ponere
neerleggen/ plaatsen
solvere
losmaken/ bevrijden/ betalen
trahere
trekken/ rekken
caedere
hakken/ doden
iacere (iacio)
werpen
rapere
grijpen/ roven
tam
zo/ zozeer
gloria
de roem
appellare
aanspreken/ noemen
dare
geven
iuvare
helpen
ornare
versieren/ in orde brengen
vetare
verbieden
apparere
verschijnen/ blijken
complere
vullen
exercere
oefenen
iubere
bevelen
manere
blijven
movere
bewegen/ beïnvloeden
tenere
(vast) houden
abdere
verbergen
agere
(voort)drijven/ doen
cedere
gaan/ wijken
cogere
bijeenbrengen/ dwingen
currere
lopen
mittere
zenden/ laten gaan
comittere
begaan/ beginnen/ toevertrouwen
promittere
beloven
tendere
spannen/ streven/ gaan
defendere
afweren/ verdedigen
sentire
voelen/ merken/ menen
fugere
(ont) vluchten
sive
hetzij/ of als
taurus
de stier
vir
de man
hasta
de lans
patria
het vaderland
membrum
het lid
miser
ongelukkig
parvus
klein
quantus
hoe groot?/ (zo groot) als
socius
de bondgenoot/ de deelgenoot
arx
de burcht
classis
de vloot
vis
de kracht/ het geweld
mare
de zee
moenia
de stadsmuren
scelus
de misdaad
certare
strijden
iactare
slingeren
solere
gewoon zijn
videre
zien
accidere
het gebeurt
incedere
in brand steken
occidere
doden
petere
gaan naar/ vragen
numquam
nooit
procul
ver/ ver van
contra+acc
tegenover
intra+acc
binnen
ecce!
kijk
postquam
nadat
invidia
de jaloezie/ de haat
vexare
kwellen/ plagen
metuere
vrezen
ostendere
tonen
ruere
vooruitstormen/ instorten
vincere
overwinnen/ overtreffen
invenire
vinden/ ontdekken
venire
komen
propter + acc
wegens
componere
samenplaatsen/ opstellen
considere
gaan zitten
convenire
samenkomen/ overeenkomen
corripere
vastgrijpen/ meesleuren
providere
voorzien/ zorgen voor
prodesse
nuttig zijn
reddere
teruggeven/ maken tot
redire
terugkeren
referre
terugbrengen/ rapporteren
callidus
sluw
caput
het hoofd/ het hoofdstuk
damnare
veroordelen
haud
helemaal niet
procedere
vooruitgaan
reliquus
overig
appropinquare
naderen
vincire
binden/ boeien
una
samen
rex
de koning
regina
de koningin
regia
het paleis
regnum
het koninkrijk/ de heerschappij
regius
koninklijk
regio
de streek
regnare
heersen
numerus
het getal/ het aantal
oculus
het oog
umbra
de schaduw/ de schim
fatum
het lot
somnium
de droom
aequus
eerlijk/ gelijk
alienus
van een ander/ vreemd
paratus
bereid
comes
de kameraad
coniunx
de echtgenoot/ de echtgenote
salus
het welzjin/ de redding
facilis
gemakkelijk
delere
vernielen
deserere
verlaten
quaerere
zoeken/ vragen
repetere
teruggaan naar/ terugvragen/ herhalen
tangere
aanraken/ bereiken/ treffen
tollere
opheffen/ weghalen
conspicere
bekijken/ bemerken
interficere
doden
undique
van overal/ aan alle kanten
equus
het paard
porta
de poort
statua
het standbeeld
exemplum
het voorbeeld
arma
de wapens
finis
het doel/ het einde/ de grens
servare
bewaren/ redden
claudere
sluiten
credere
geloven/ vertrouwen/ toevertrouwen
relinquere
achterlaten/ verlaten
scribere
schrijven
tradere
overhandigen/ toevertrouwen
reperire
vinden/ te weten komen
accipere
ontvangen/ vernemen
recipere
ontvangen
praeda
de buit/ de prooi
imperium
de heerschappij/ het opperbevel/ het rijk
certus
zeker
tempestas
de tijd/ de storm
possidere
bezitten/ beheersen
fortasse
misschien
accedere
naderen
adducere
brengen naar
adspicere
aankijken
adesse
aanwezig zijn/ helpen
adire
gaan naar/ bezoeken
afferre
brengen (naar)
amittere
verliezen
abicere
wegwerpen/ neerwerpen
abesse
afwezig zijn/ verwijderd zijn
abire
weggaan
auferre
wegnemen
transferre
overbrengen
transire
oversteken
spelunca
de grot
saxum
het rotsblok
posterus
volgend
validus
sterk/ krachtig
fur
de dief
sanguis
het bloed
mens
de geest/ het verstand
vulnus
de wonde
exitus
de uitgang/ de afloop
adiuvare
helpen
placere
bevallen/ aanstaan
ridere
(uit)lachen
bibere
drinken
canere
zingen/ bezingen
fluere
vloeien
intellegere
begrijpen
vivere
leven
offere
aanbieden
bene
goed
forte
toevallig
frustra
tevergeefs
multum of multo
veel
sicut
zoals
modus
de wijze/ de maat
annus
het jaar
felix
gelukkig
docere
onderwijzen
deligere
uitkiezen
frangere
breken
sumere
nemen
monstrum
het wonder/ het monster
niger
zwart
altus
hoog/ diep
creber
talrijk
condere
stichten/ opbergen
legere
lezen/ kiezen/ verzamelen
pervenire
aankomen
fiere
worden/ gebeuren/ gemaakt worden
is, ea, id
die/ dat