latijn Flashcards
magistratus
magistratus
het ambt, de magistraat
Ndl. magistraat
(ali)quis
(onbepaald vnw.)
(z.) iemand iets; (b.) een; mv.; sommige(n)
quidam
(onbepaald vnw.)
(z.) iemand iets; (b.) een; mv.; sommige(n)
ita
(bijwoord)
zo
quondam
(bijwoord)
ooit
talis
talis, tale; talis
zodanig
opus
operis, o.
het werk
Ndl. opera, operatie, operationeel
munus
muneris,o.
de taak, het geschenk
plebs
plebis, v.
de plebejers; het volk
parentes
parentum, m. mv.
de ouders
Fr. les parents; Eng. parents
varius
varia, varium
afwisselend
Ndl. variatie, varieren
publicus
publica, publicum
officieel; openbaar
Ndl. publiek; Lat. res pulicka
dignus+abl
digna, dignum
waardig, passsend, waard
natura
naturae
de natuur; de aard
Ndl. de natuur
inopia
inopiae
het gebrek; de armoede