caput 1 Flashcards
donum
doni
het geschenk
amicus
amici
de vriend
deus
dei
de god
dominus
domini
de meester
filius
filii
de zoon
locus
loci
de plaats, de gelegenheid
populus
populi
het volk
puer
pueri
de jongen
servus
servi
de slaaf
insula
insulae
het eiland
puella
puellae
het meisje
pugna
pugnae
het gevecht
terra
terrae
de aarde, het land
vita
vitae
het leven
castra
castrorum
het kamp
templum
templi
de tempel
bonus
bona, bonum
goed
longus
longa, longum
lang
magnus
magna, magnum
groot, belangrijk
medius
media, medium
middelste, het midden van
novus
nova, novum
nieuw
primus
prima, primum
eerste, het eerste van
Romanus
Romana, Romanum
Romeins
solus
sola, solum
alleen, eenzaam
totus
tota, totum, totius
geheel
nullus
nulla, nullum, nullius
geen
pulcher
pulchra, pulchrum
mooi
dux
ducis, m
de leider
mater
matris, v
de moeder
corpus
corporis, o
het lichaam
civis
civis, m
de burger
frater
fratris, m
de broer
homo
hominis, m
de mens
hostis
hostis, m
de vijand
miles
militis
de soldaat
mons
montis, m
de berg
pater
patris, m
de vader
nox
noctis, v
de nacht
pars
partis, v
het deel, de kant
soror
sororis, v
de zus
urbs
urbis, v
de stad
vox
vocis, v
de stem, het woord
flumen
fluminis, o
de rivier
litus
litoris, o
de kust
nomen
nominis, o
de naam
tempus
temporis, o
de tijd, het moment
fortis
fortis, forte, fortis
sterk, dapper
ingens
ingens, ingens,ingentis
reusachtig
gravis
gravis, grave, gravis
zwaar, ernstig
sapiens
sapiens, sapiens, sapientis
wijs, verstandig