Latijn Flashcards
1
Q
Ira, ae
A
Woede
2
Q
Terra, ae
A
Aarde, grond, land
3
Q
Puella, ae
A
Meisje
4
Q
Fama, ae
A
1) gerucht, verhaal; 2) reputatie
5
Q
Dolus, i
A
List
6
Q
Gladius, i
A
Zwaard
7
Q
Puer, i
A
Jongen, slaaf
8
Q
Equus, i
A
Paard
9
Q
Socius, i
A
Bondgenoot, makker
10
Q
Annus, i
A
Jaar
11
Q
Ingenium, i
A
Karakter, talent
12
Q
Regnum ,i
A
Rijk, heerschappij
13
Q
Templum, i
A
Tempel
14
Q
Pars, partis ( v)
A
Deel, stuk, kant
15
Q
Litus, litoris
A
Kust, strand
16
Q
Coniunx, coniugis
A
Echtgenote, vrouw, echtgenoot, man
17
Q
Parens, Parentis
A
Ouder ( vader/moeder)
18
Q
Cupidus
A
Begerig naar
19
Q
Plenus
A
Vol van/met
20
Q
Pulcher
A
Mooi
21
Q
Longus
A
Lang
22
Q
Altus
A
Hoog, diep
23
Q
Certus
A
Zeker
24
Q
Parvus
A
Klein
25
Durus
Hard, moeilijk
26
Paro ( parare )
Gereedmaken, voorbereiden
27
Saluto ( salutare )
Begroeten
28
Constat
Het staat vast dat
29
Impero ( imperare )
Bevelen (aan), heersen ( over)
30
Respondeo ( respondere )
Antwoorden
31
Placeo ( placere )
In de smaak vallen bij, bevallen
32
Iubeo ( iubere )
Bevelen
33
Scio (scire)
Weten
34
Quaero ( quaerere )
Zoeken, vragen
35
Ago ( agere )
Drijven, voeren 2) doen, handelen
36
Pono (ponere )
Plaatsen, zetten, leggen
37
Cognosco ( cognoscere )
Leren kennen, vernemen
38
Duco ( ducere )
Leiden, brengen
39
Credo (credere)
Geloven
40
Scribo ( scribere )
Schrijven
41
Recipio ( recipere )
Terugkrijgen, ontvangen
42
Adeo ( adire )
Gaan naar
43
Abeo ( abire )
Weggaan
44
Cognovi
Perf van cognosco ( cognoscere )
45
Veni
Perf van venio ( venire )
46
Cepi
Perf van capio ( capire )
47
Iussi
Perf van iubeo (iubere)
48
Posui
Perf van pono (ponere)
49
Dixi
Perf van dico ( dicere )
50
Duxi
Perf van duco ( ducere )
51
Egi
Perf van ago (agere)
52
Respondi
Perf van respondeo ( respondere )
53
Misi
Perf van mitto ( mittere)
54
Fui
Perf van sum ( esse)
55
Potui
Perf van possum ( posse )
56
Scripsi
Perf, van scribo ( scribere )
57
Recepi
Perf van recipio ( recipere )
58
Se ( acc )
Zich
59
Suus
Zijn/haar/hun ( eigen )
60
Mihi ( dat )
Aan/voor mij
61
Tibi (dat)
Aan/voor jou
62
Ad + acc
Naar, bij , toe
63
Tunc
Dann, toen
64
Tum
Dan, toen
65
Primum
Eerst
66
-que
En
67
Numquam
Nooit
68
Deinde
Daarna
69
Semper
Altijd
70
Nam
Want, namelijk
71
Quod
Omdat
72
Sic
Zo
73
Iam
Al, reeds
74
Atque
En
75
Satis
Voldoende