latijn 1-34 a Flashcards
studium
1 ijver / enthousiasme 2 studie
honor / honores
- eer 2. (ere)ambt
gloria
roem
quare
waarom
desiderare
verlangen (naar)
confirmare
bevestigen
potestas / -ates
1 macht 2 gelegenheid
contempsi
pf van contemnere
contemnere
minachten
praeferre
liever hebben / verkiezen
pauper / pauper-
arm(oedig)
dictum
ppp van dicere
quasi
1 als(of)2 als het ware
canis / canes
hond
possedi
pf van possidēre
ne … quidem
zelfs niet
bibi
pf van bibere
lux / luces
(dag)licht
accensus
ppp van accendere
verus / -a / -um
echt waar
quaesivi
pf van quaerere
falsus / -a / -um
onwaar / ongegrond
factus
ppp van facere
pondus / pondera
gewicht
constat
het staat vast
mundus
wereld
collectus
ppp van colligere
sperare
hopen
futurus
inf fut van esse
nimium + ?
teveel + gen
scientia
kennis / wetenschap
nocēre + ?
schaden / kwaad doen + dat
doctus
ppp van docēre
tener / -era / -erum
1 teer 2 jong
aetas / aetates
leeftijd
invenire
1 vinden2 uitvinden
mens / mentes
geest / verstand
ira
woede
affectus
ppp van afficere
afficere / afficio
treffen / vervullen
interfeci
pf van interficere
inventus
ppp van invenire
utilis / -e
nuttig
ductus
ppp van ducere
summus / -a / -um
1 hoogste 2 de top van
lumen / lumina
1 licht2 lamp
nolle
niet willen
mercator / mercatores
koopman
attuli
pf van afferre
afferre
(mee)brengen
mirus / -a / -um
wonderlijk / bijzonder
magnitudo / -dines
grootte
obtuli
pf van offerre
ferre
1 brengen / dragen 2 verdragen
nisi
1 als niet 2 behalve
ascendere
bestijgen / klimmen (op)
ascendi
pf van ascendere
deiectus
ppp van deicere
deicere / deicio
neergooien / afwerpen
par / par-
1 gelijk(waardig)2 +dat opgewassen tegen
tuli
pf van ferre
deieci
pf van deicere
pressi
pf van premere
atque
en
promisi
pf van promittere
promittere
beloven
regnum
1 koningschap 2 koninkrijk
petere
1 zoeken / vragen 2 proberen te bereiken 3 aanvallen
revocare
terugroepen
obsidēre
belegeren
parēre
gehoorzamen
referre
1 terugbrengen 2 (be)halen 3 rapporteren
proelium
gevecht / veldslag
interficere / -ficio
doden
pax / gen ?
vrede / pacis
offerre
aanbieden
campus
veld
latus / -a / -um
breed / wijd
instructus
ppp van instruere
instruere
opstellen
spatium
1 afstand 2 ruimte
relictus
ppp van relinquere
victus
ppp van vincere
interfectus
ppp van interficere
paene
bijna
malle
liever willen
vis / inf ?
jij wilt / velle
velle
willen
propter / + ?
wegens / + acc
laus / laudes
lof / roem
merēre
verdienen
totus / -a / -um
(ge)heel
relatus
ppp van referre
porta
poort
paulatim
langzamerhand
nuntius
- bode 2. bericht
clades / clades
nederlaag
habēre
- hebben 2. houden
quantus / -a / -um
- hoe groot 2. zo groot als
mortuus ( -a / -um)
- (bnw) gestorven / 2. (znw) dode
tutus / -a / -um
veilig
multitudo / -tudines
menigte / massa
conveni
pf van convenire
convenire
bijeenkomen
curia
senaatsgebouw
intendere
richten
aperire
openen
postremo
tenslotte
accepi
pf van accipere
accipere / accipio
ontvangen / aannemen
publicus
openbaar
moenia
(stads)muren
defendere
verdedigen
privatus / -a / -um
persoonlijk
dolēre
treuren / pijn hebben
cras
morgen
castra mv
legerkamp
senator / senatores
senator
mare / maria
zee
expugnare
veroveren
divitiae (mv)
rijkdom
perdere
vernietigen
permittere
toelaten / toestaan
copiae (mv)
troepen
collegi
pf van colligere
animus
geest / aandacht
abii
pf van abire
abire
weggaan
odisse (pf)
haten
ars / artes
vaardigheid / kunst
militaris / -e
van de soldaat / militair
didici
pf van discere
discere (a/ab + ?)
leren (van + abl)
patria
vaderland
ara
altaar
iurare (per + ?)
zweren (bij + acc)
colere
1 verzorgen 2 bebouwen 3 vereren
mari
abl van mare (zee)
umquam
ooit
fregi
pf van frangere
frangere
breken
perfeci
pf van perficere
accidit
pf van accidere
tremere
trillen / beven
nonnulli / -ae / -a (mv)
1 (bnw) sommige 2 (znw) sommigen
frequens / frequent-
herhaaldelijk
regio / regiones
streek / gebied
Iovis
gen van Iupiter / Jupiter
delēre
vernielen
vetus / veter-
oud
rui
pf van ruere
ruere
zich haasten / neerstorten / instorten
unde
waarvandaan
anxius / -a / -um
angstig / bezorgd
nescire
niet weten
necesse est
het is nodig
quisque
iedereen
rapui
pf van rapere
rapere / rapio
1 roven 2 grijpen
post
1 (+acc) achter / na 2 (bijw) later
vehemens / vehement-
hevig / krachtig
coegi
pf van cogere
cogere
bijeenbrengen / dwingen
finis / fines
1 grens / einde 2 gebied (mv)
orbis / orbes
kring / cirkel
meminisse pf
- +aci zich herinneren dat2. +gen zich (iets) herinneren
iuventus / -tutis (gen)
jeugd
egi
pf van agere
procul
ver / in de verte
censēre
van mening zijn
praeterii
pf van praeterire
praeterire
voorbijgaan
ignotus / -a / -um
onbekend
villa
landgoed
perveni
pf van pervenire
pervenire
aankomen
egēre + ?
nodig hebben +abl
officium
plicht / taak
amplus / -a / -um
ruim / groot / belangrijk
committere
toevertrouwen
commisi
pf van committere
frumentum
graan
premere
drukken op
primus / -a / -um
eerste
perficere / perficio
voltooien
colligere
verzamelen
plenus + ?
vol (met ) +gen
fundere
gieten / storten
lavare
wassen
labor / labores
werk / inspanning
perpetuus / -a / -um
voortdurend
alius … alius
de een … de ander
addidi
pf van addere
intellexi
pf van intellegere
scii/scivi
pf van scire
se
1 zich(zelf) 2 (aci) dat hij / dat zij
olim
vroeger / eens
laesi
pf van laedere
laedere
kwetsen / beledigen
vendidi
pf van vendere