Lastig Week 4 Flashcards

1
Q

Hoe ziet het model van Alvesson & Karreman er uit en wat houdt het in?

A

Laat zien op welke verschillende manieren onderzoekers met discourse omgaan.

Horizontale axis:
Discourse strong / autonomous:
Sommige zijn tightly coppeled met discourse (dit is de waarheid) of: sommige zijn meer autonoom; hoe de onderzoeker discourse zelf interpreteert

Verticale axis:
Range of discourse
Waar vindt discourse plaats? (lokaal / of meer macro niveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan je zeggen over macro discourse?

A

Bestuderen van universele discourses die de wereld/realiteit structureren.
Wat zien we als de waarheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee sleutel dimensies kan je gebruiken om discourse te analyseren?

A
  • Power of discourse (connectie tussen betekenis en discourse)
  • Formative range of discourse: De reikwijdte en omvang van de discourse.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen gap-spotting en problematization?

A

Gapspotting is een conservatieve strategie voor het formuleren van onderzoeksvragen gebaseerd op literatuur: Door het identificeren en het opvullen van gaten in de literatuur, de onderzoeker breidt uit / bouwt voort op bestaande theorie dan het uitdagen van de theorie. (trackbound)

Problematization is een meer radicale strategie dat de onderliggende assumpties van een theorie uitdaagt. In plaats van het voortborduren op een bestaande theorie worden nieuwe ideeën en manieren van denken ontwikkeld. (disruptive/ontwrichtend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen quasiproblematization en application spotting?

A

Quasiproblematization is eigenlijk een combinatie van problematization en application spotting. Het afvragen naar onderliggende assumpties van een theorie, maar het toevoegen / introduceren van een nieuw perspectief in (application part)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is gapspotting een toevoeging?

A

Is belangrijk bij het vormen van bestaande theorieën.
De wereld verandert ook constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan je een ethnographic research herkennen als onderscheidend van andere kwalitatieve onderzoeken?

A
  • Selecting cases: a field (small N, case-study) / entrance / inductive etc.
  • Collecting data: triangulatie / immersion / ‘unstructured data’; observations, interveiws, documetns / ‘own time and space’ /
  • Position as researcher: reflexivity (going native) / being embedded during a longer period / (non) participant observation of social practices / interpretation
  • Analysis: explicit interpretation of meaning and functions of human actions; product of analysis takes the form of verbal descriptions and explanations.
  • Reporting: a detailed, holistic, theoretically-informed account of a social setting, requiring interpretation and reflexivity in its approach
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zeggen Wilson & Chaddha over hoe theorie wordt gebruikt in ethnographic research?

A

Zij betwisten dat goede etnografie theorie-gedreven is en waarschijnlijk meer reflectiever van indicutieve inzichten dan deductief gebruik van theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke vijf concepten is discourse een verzameling volgens Laffey & Weldes?

A
  1. Practices
  2. Rules
  3. Productivity
  4. Institutions
  5. Politics
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan je zeggen over ‘practices’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Practices:
discourses manifesteren zichzelf zowel in taalkundige, als niet taalkundige practices.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan je zeggen over ‘rules’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Rules:
discourses zijn sets van regels die zowel practices enablen en gereproduceerd of getransformeerd worden (bijv zoontje die nagellak draagt, discourse op geslacht (binaire onderscheid) als hij naar school gaat met nagellak wordt er wat van gezegd (zijn dus bepaalde regels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan je zeggen over ‘institutions’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Institutions:
discourses komen niet uit het niets. Zijn altijd geïmpliceerd in instituties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan je zeggen over ‘productivity’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Productivity:
discourses zijn ook productief. Produceren niet alleen onderwerpen, objecten en relaties daartussen, maar ze produceren ook waarheid. (bijvoorbeeld krant die zegt klimaatcrisis in plaats van klimaatverandering) => verandering is normaal, crisis we moeten reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan je zeggen over ‘politics’ als een van de vijf concepten volgens Laffey & Weldes?

A

Politics:
discourses zijn inherent aan politiek. Gaat over de productie en distributie van macht en worstelen met kennis, interests, identiteit en de sociale relaties die ze enablen of ondermijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke belangrijke veronderstellingen zijn er over taal vanuit discourse analyse?

A
  • Het gebruik van taal heeft consequenties
  • Taal kan strategisch worden gebruikt
  • Taal is belangrijk en kan een onderdeel zijn van de studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly