Lastig Flashcards

1
Q

Reductievlak van kaarten van IJsselmeer komen overeen met

A

IJsselmeer Winterpeil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soort bewolking kondigt de nadering van een warmtefront aan

A

Cirrus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GPS baseert de ETA op welke snelheid

A

Momentele grondsnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

IJsselmeerkaart is getekend naar het
A. Ware noorden
B. Kompasnoorden
C. Magnetische noorden

A

A. Ware noorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op IJsselmeer
A. SIGNI
B. IALA-A
C. IALA-B
D. Aangepast IALA-A

A

A. SIGNI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij een elektronisch kompas is de
A. Deviatie te verwaarlozen
B. Miswijzing te verwaarlozen
C. Variatie te verwaarlozen

A

A. Deviatie te verwaarlozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de berichten aan zeevarenden staat dat de peilingen rechtwijzend zijn
A. De peilingen zijn ware peilingen
B. De peilingen zijn kompaspeilingen
C. Van alle peilingen moet nog 180% afgetrokken worden om de juiste peiling te krijgen

A

A. De peilingen zijn ware peilingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welk van onderstaande binnenwateren is het IALA-A systeem van kracht
A. Westerschelde
B. Oosterschelde
C. De nieuwe waterweg

A

A. Westerschelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een warmtefront wordt op de weerkaart afgebeeld als een front voorzien van
A. Zwarte driehoekjes aan een kant van het front
B. Zwarte halve cirkeltjes aan een kant van het front
C. Zwarte driehoekjes aan de ene kant en zwarte halve cirkeltjes aan de andere kant

A

C. Zwarte driehoekjes aan de ene kant en zwarte halve cirkeltjes aan de andere kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je ziet een lichtkarakter FI(2+1)10s in de kleur groen. Dit is een
A. Scheidingsboei hoofdvaarwater links
B. Scheidingsboei hoofdvaarwater rechts
C. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan bakboord
D. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan stuurboord

A

C. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan bakboord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer moet een vissersschip dat vissende is en vaart loopt uitwijken voor een zeilschip
A. Nooit, zeilschepen moeten altijd uitwijken voor vissende vissersschepen
B. Wanneer het zeilschip buiten de vaargeul vaart
C. Wanneer het zeilschip in de vaargeul vaart
D. Altijd, vissende vissersschepen moeten altijd uitwijken voor zeilschepen

A

A. Nooit, zeilschepen moeten altijd uitwijken voor vissende vissersschepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer kan men bij getijdenwater de grootste stroomsterkte verwachten
A. Bij springtij
B. Bij NW-er storm
C. Bij doodtij

A

A. Bij springtij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kleuren van lichtboeien/tonnen die worden gebruikt als markering van afzonderljke gevaren zijn

A

Rood-zwart horizontaal gestreept

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De lijn gedacht door het middelpunt van de kompasroos en de zeilstreep moet
A. Samenvallen met het kaart noorden
B. Samenvallen met de ware noordrichting
C. Samenvallen met de magnetische noordrichting
D. Samenvallen of evenwijdig lopen aan het vlak van kiel en stevens

A

D. Samenvallen of evenwijdig lopen aan het vlak van kiel en stevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indien door de wind de waterstand verlaagd wordt dan noemt men dit effect
A. Stormvloed
B. Opwaaiing
C. Afwaaiing

A

C. Afwaaiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We bevinden ons in de invloedssfeer van een depressie op het noordelijk halfrond. De wind is zuidwest. In welke richting bevindt zich ongeveer het centrum van de depressie
A. Oost
B. West
C. Zuidzuidoost
D. Noordnoordwest

A

D. Noordnoordwest

17
Q

Welke koers geeft de lichtenlijn in de kaart aan
A. De kompaskoers
B. De ware koers
C. De magnetische koers

A

B. De ware koers

18
Q

Een schip bezig met de uitoefening van de visserij dient, buiten de vaargeul, uit te wijken voor
A. Zeilschepen en onmanoeuvreerbare schepen
B. Werktuigelijk voortbewogen schepen en andere vissersschepen
C. Beperkte manoeuvreerbare schepen en onmanoeuvreerbare schepen

A

C. Beperkte manoeuvreerbare schepen en onmanoeuvreerbare schepen

19
Q

Indien er schepen uit Sardjngeul naderen wordt dit aangegeven op de radartoren in Vlissingen met een
A. Wit schitterlicht
B. Geel schitterlicht
C. Rood schitterlicht

A

B. Geel schitterlicht

20
Q

U vaart in dichte mist en hoort op enige afstand een geluidssein bestaande uit 1 lange stoot, gevolgd door 2 koete stoten. Dit sein wordt elke twee minuten herhaald, uw conclusie is
A. Dit is het laatste schip van een sleep
B. Dit is een beperkt manoeuvreerbaar schip
C. Dit is een werktuiglijk voortbewogen schip dat geen vaart door het water loopt

A

A. Dit is het laatste schip van een sleep

21
Q

Een BAZ bericht geeft een voorlopig bericht aan. Dit wordt aangegeven middels
A. Een sterretje voor het bericht
B. Een P voor het bericht
C. Een T voor het bericht

A

B. Een P voor het bericht

22
Q

Onze vaart door het water is 6 knopen en we ondervinden een tegenstroom van 2 knopen. Welk snelheid zal ons log in dit geval aangeven?
A. 4 knopen
B. 6 knopen
C. 8 knopen

A

B. 6 knopen

23
Q

U stuurt 90 graden over bakboord ten opzichte van de wind (halve wind). De windrichting is 20 graden. Wat is uw koers?
A. 250 graden
B. 260 graden
C. 280 graden
D. 290 graden

A

C. 290 graden

24
Q

Bij enige dagen doorstaande aflandige wind moet men varende op het wad rekening houden met een
A. Verhoogde waterstand
B. Normale waterstand
C. Verlaagde waterstand

A

C. Verlaagde waterstand

25
Q

Als een GPS-apparaat posities levert in hondersten van minuten, wat is de orde van grootte van nauwkeurigheid van zo’n positie
A. 1 zeemijl
B. 100 meter
C. 18 meter
D. 1,8 meter

A

C. 18 meter

Een minuut is 1853 meter (1 zeemijl). Een honderste is dan 18,53 meter.

26
Q

Boven Schotland is een kern van een hogedrukgebied in ontwikkeling. Wat voor wind kun je op de Noordzee verwachten?
A. Een oostelijke wind
B. Een zuidelijke wind
C. Een noordeljike wind

A

C. Een noordeljike wind

27
Q

Een DGPS-ontvanger is nauwkeuriger dan een gewone GPS omdat
A. Er meer satellieten worden gebruikt
B. Er altijd gebruik gemaakt wordt van dezelfde satellietconfiguratie
C. Een walstation dienst doet als satelliet met een bekende positie
D. Een walstation de pseudo-afstanden van de satellieten controleert en corrigeert

A

D. Een walstation de pseudo-afstanden van de satellieten controleert en corrigeert

28
Q

Om 08:00u leest u de logstand 8,2 af. Stroomsnelheid 1,0 knopen. De vaart is 5,0 knopen. De snelheid over de grond is 6,4 knopen. Wat is de logstand om 09:00 uur?
A. 13,2 zeemijl
B. 14,2 zeemijl
C. 14,6 zeemijl
D. 15,2 zeemijl

A

A. 13,2 zeemijl
(LOGSTAND)

29
Q

Hoe lang doet een GPS satelliet er over om een crikel om de aarde heen te maken
A. 12 uur
B. 24 uur
C. 48 uur

A

A. 12 uur

30
Q

De XTE (Cross Track Error) is
A. De gemiddelde gemeten fout in de stallietpositie
B. De afstand van de waarnemer tot de berekende koerslijn
C. De gemiddelde fout in de door de GPS gemeten afgelegde afstand

A

B. De afstand van de waarnemer tot de berekende koerslijn

31
Q

Bij een elektrisch kompas is de
A. Deviatie te verwaarlozen
B. Miswijzing te verwaarlozen
C. Variatie te verwaarlozen

A

A. Deviatie te verwaarlozen

32
Q

Een schip dat de richting van een nauw vaarwater volgt, moet
A. De aslijn van het vaarwater volgen
B. De buitenzijde van het vaarwater aan zijn stuurboordzijde houden, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is
C. Alleen bij verminderd zicht de buitenzijde van het vaarwater aan zijn stuurboordzijde houden, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is

A

B. De buitenzijde van het vaarwater aan zijn stuurboordzijde houden, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is

33
Q

In een vaarwater in een Eems-Dollargebied meot met uitzondering van bepaalde watergedeelten, die door de bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld zoveel mogelijk aan de rechterzijde worden gevaren. Dit is
A. Altijd voor elk schip verplicht
B. Uitsluitend verplicht tijdens beperkt zich
C. Uitsluitend verplicht door schepen korter dan 20 meter

A

A. Altijd voor elk schip verplicht

34
Q

Hoe zijn in het SRE ankerboeien van drijvende werktuigen overdag aangegeven?
A. Door gele vlaggen
B. Door vierkante rode borden
C. Door gele ruiten

A

B. Door vierkante rode borden