Lastig Flashcards
Reductievlak van kaarten van IJsselmeer komen overeen met
IJsselmeer Winterpeil
Welke soort bewolking kondigt de nadering van een warmtefront aan
Cirrus
GPS baseert de ETA op welke snelheid
Momentele grondsnelheid
IJsselmeerkaart is getekend naar het
A. Ware noorden
B. Kompasnoorden
C. Magnetische noorden
A. Ware noorden
Op IJsselmeer
A. SIGNI
B. IALA-A
C. IALA-B
D. Aangepast IALA-A
A. SIGNI
Bij een elektronisch kompas is de
A. Deviatie te verwaarlozen
B. Miswijzing te verwaarlozen
C. Variatie te verwaarlozen
A. Deviatie te verwaarlozen
In de berichten aan zeevarenden staat dat de peilingen rechtwijzend zijn
A. De peilingen zijn ware peilingen
B. De peilingen zijn kompaspeilingen
C. Van alle peilingen moet nog 180% afgetrokken worden om de juiste peiling te krijgen
A. De peilingen zijn ware peilingen
Op welk van onderstaande binnenwateren is het IALA-A systeem van kracht
A. Westerschelde
B. Oosterschelde
C. De nieuwe waterweg
A. Westerschelde
Een warmtefront wordt op de weerkaart afgebeeld als een front voorzien van
A. Zwarte driehoekjes aan een kant van het front
B. Zwarte halve cirkeltjes aan een kant van het front
C. Zwarte driehoekjes aan de ene kant en zwarte halve cirkeltjes aan de andere kant
C. Zwarte driehoekjes aan de ene kant en zwarte halve cirkeltjes aan de andere kant
Je ziet een lichtkarakter FI(2+1)10s in de kleur groen. Dit is een
A. Scheidingsboei hoofdvaarwater links
B. Scheidingsboei hoofdvaarwater rechts
C. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan bakboord
D. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan stuurboord
C. Scheidingsboei hoofdvaarwater aan bakboord
Wanneer moet een vissersschip dat vissende is en vaart loopt uitwijken voor een zeilschip
A. Nooit, zeilschepen moeten altijd uitwijken voor vissende vissersschepen
B. Wanneer het zeilschip buiten de vaargeul vaart
C. Wanneer het zeilschip in de vaargeul vaart
D. Altijd, vissende vissersschepen moeten altijd uitwijken voor zeilschepen
A. Nooit, zeilschepen moeten altijd uitwijken voor vissende vissersschepen
Wanneer kan men bij getijdenwater de grootste stroomsterkte verwachten
A. Bij springtij
B. Bij NW-er storm
C. Bij doodtij
A. Bij springtij
Kleuren van lichtboeien/tonnen die worden gebruikt als markering van afzonderljke gevaren zijn
Rood-zwart horizontaal gestreept
De lijn gedacht door het middelpunt van de kompasroos en de zeilstreep moet
A. Samenvallen met het kaart noorden
B. Samenvallen met de ware noordrichting
C. Samenvallen met de magnetische noordrichting
D. Samenvallen of evenwijdig lopen aan het vlak van kiel en stevens
D. Samenvallen of evenwijdig lopen aan het vlak van kiel en stevens
Indien door de wind de waterstand verlaagd wordt dan noemt men dit effect
A. Stormvloed
B. Opwaaiing
C. Afwaaiing
C. Afwaaiing
We bevinden ons in de invloedssfeer van een depressie op het noordelijk halfrond. De wind is zuidwest. In welke richting bevindt zich ongeveer het centrum van de depressie
A. Oost
B. West
C. Zuidzuidoost
D. Noordnoordwest
D. Noordnoordwest
Welke koers geeft de lichtenlijn in de kaart aan
A. De kompaskoers
B. De ware koers
C. De magnetische koers
B. De ware koers
Een schip bezig met de uitoefening van de visserij dient, buiten de vaargeul, uit te wijken voor
A. Zeilschepen en onmanoeuvreerbare schepen
B. Werktuigelijk voortbewogen schepen en andere vissersschepen
C. Beperkte manoeuvreerbare schepen en onmanoeuvreerbare schepen
C. Beperkte manoeuvreerbare schepen en onmanoeuvreerbare schepen
Indien er schepen uit Sardjngeul naderen wordt dit aangegeven op de radartoren in Vlissingen met een
A. Wit schitterlicht
B. Geel schitterlicht
C. Rood schitterlicht
B. Geel schitterlicht
U vaart in dichte mist en hoort op enige afstand een geluidssein bestaande uit 1 lange stoot, gevolgd door 2 koete stoten. Dit sein wordt elke twee minuten herhaald, uw conclusie is
A. Dit is het laatste schip van een sleep
B. Dit is een beperkt manoeuvreerbaar schip
C. Dit is een werktuiglijk voortbewogen schip dat geen vaart door het water loopt
A. Dit is het laatste schip van een sleep
Een BAZ bericht geeft een voorlopig bericht aan. Dit wordt aangegeven middels
A. Een sterretje voor het bericht
B. Een P voor het bericht
C. Een T voor het bericht
B. Een P voor het bericht
Onze vaart door het water is 6 knopen en we ondervinden een tegenstroom van 2 knopen. Welk snelheid zal ons log in dit geval aangeven?
A. 4 knopen
B. 6 knopen
C. 8 knopen
B. 6 knopen
U stuurt 90 graden over bakboord ten opzichte van de wind (halve wind). De windrichting is 20 graden. Wat is uw koers?
A. 250 graden
B. 260 graden
C. 280 graden
D. 290 graden
C. 290 graden
Bij enige dagen doorstaande aflandige wind moet men varende op het wad rekening houden met een
A. Verhoogde waterstand
B. Normale waterstand
C. Verlaagde waterstand
C. Verlaagde waterstand