Landschap en bodem leerdoel 3 Flashcards

1
Q

Sandr/Spoelzandwaaier

A

Een waaiervormige afzettingsvorm die voor een gletsjer gevormd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stuwwal

A

Bestaat uit oudere fluviatiele sedimenten die door het ijs zijn opgeduwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IJssmeltwaterdal

A

Zijn plaatselijk doorbroken ijssmeltwaterdalen waar smeltwaterstromen stroomden door de stuwwallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Esker

A

Onder de ijskappen stroomde in smeltwatertunnels water dat sediment transporteerde en afzette. Na het smelten van de ijskap bleef dit sediment als een langgerekte, smalle rug achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Grondmorene/kleileem

A

Sedimenten die onder de ijskap lagen, werden volledig fijn gemaald en samengeperst als een mengsel van klei, zand, leem en grind/stenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eindmorene

A

Gletsjers duwen het materiaal dat ze transporten naar de voor- en zijkanten van het ijs weg. Hierdoor ontstaan aan de voorkant van de gletsjer heuvels met grind en keien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zijmorene

A

Materiaal dat naar de zijkanten van de gletsjer is geduwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drumlin

A

Langgerekte landvormen met een stompe kant en een geleidelijk aflopende kant die ontstaan onder het ijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kamerterras

A

Afzettingen van een meer op een gletsjer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wad

A

De zanden slikplaten die droog komen te liggen bij gemiddeld laag water en onderlopen bij gemiddeld hoogwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kwelder

A

Gebieden die enkel overlopen bij extreem hoogwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kreek

A

Watergeul die ontstaat als gevolg van een dijkdoorbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Priel

A

Fijnere vertakking van geulen in een waddengebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Strandwal

A

Langs de kust breken de golven. Hierdoor wordt voor de kust zand van de bodem losgewoeld en met de golven mee naar het strand gevoerd. Hierdoor ontstonden strandwallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Strandvlakte

A

De vlakte van het strand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dekzand

A

Een sediment dat onder periglaciale omstandigheden door de wind wordt afgezet

17
Q

Stuifzand

A

Zand die eolisch wordt afgezet

18
Q

Duinzand

A

Zand die de duinen opmaakt

19
Q

Rivierduinzand

A

Zand die de duinen opmaakt bij rivieren

20
Q

Oever

A

De rand van een rivier

21
Q

Bedding

A

Bodem van een rivier

22
Q

Restgeul

A

Plek waar ooit een rivier gestroomd heeft, nu nog zichtbaar als een rug in het landschap.

23
Q

Kronkelwaardegeul

A

Laagtes en ruggen bij een rivier, ook wel kronkelwaardgeulen en -ruggen

24
Q

Kom

A

Het stuk waar de rivier mag overstromen. De kom is het laagste gedeelte van het landschap, het water in de rivier ligt hoger dan de kom.

25
Q

Crevasse

A

Doorbraak van een rivier die niet heeft doorgezet. Het sediment wat door de opening komt zakt meteen naar beneden zodra het door de opening is, dit door sterk afnemende stroomsnelheid.

26
Q

Stroomrug

A

Een wal wat onderwater wordt opgeworpen waardoor er een ruggetje ontstaat

27
Q

Stroomgordel

A

Hoe de rivier zich vormt.

28
Q

Meandergordel

A

Een brede, diepe, geul waar water door stroomt met een slingeren patroon. De meanderende rivier verplaatst zich door erosie

29
Q

Laagveen

A

Wordt gevoed door grondwater, is voedselrijk. Rietveen, zeggeveen, broekveen

30
Q

Hoogveen

A

Wordt gevoed door regenwater, voedselarm. Veenmos.

31
Q

Gyttja

A

Ontstaan op de bodem bij een waterdiepte van minder dan 2m. bestaat vaak uit een neerslag van algen en fijnverdeelde resten van planten

32
Q

Dy

A

Neerslag van zeer fijn verdeelde organische stof waarin meestal geen macroscopisch zichtbare plantenresten aanwezig zijn, wordt gevormd in voedselarme meertjes